Antoni Jacobus de Munter, 18741949 (aged 74 years)

Name
Antoni Jacobus /de Munter/
Given names
Antoni Jacobus
Surname prefix
de
Surname
Munter
Nickname
Toon
Birth
Address: Het huis geteekend letter C, nr 1311 aan de Steenstraat
Graduation
Type: Akte Onderwijzer L.O.
May 4, 1894 (aged 19 years)
Residence
Civil marriage
Family residence
Address: 2e Sweelinckstraat 77
Residence
Address: Voor werk al vertrokken naar Indie, gezin blijft nog in Nederland
Family residence
Address: Nicolaistraat 70

(N.b.Vader Antoni is al op 26-3-1926 weer vertrokken naar Batavia)
Family residence
Address: Vertrek naar Ned.Indie. Vader was reeds (1,5 jaar) vooruitgereisd. Koenraad blijft in Nederland (Delft)
Varia
Onderzoek naar misstanden op de Christelijke Hollands-Chinese School te Mlaten (Semarang)
between February 1, 1931 and February 1, 1931 (aged 56 years)
Address: (Mlaten) Karrenweg
Property
Correspondentie over kosten vooruitzending van zijn zoon Karel A. naar Nederland
June 17, 1931 (aged 56 years)
Family residence
Address: Terug uit Semarang.
L.C. van Cattenburch 107
Family residence
Address: B......... 109 (onleesbaar nog eens uitzoeken)
Family residence
Address: Adriaan Pauwstraat 37
Family residence
Address: Galileistraat 179
Family residence
Address: Laan van Meerdevoort 800
Restriction
Death
Burial
Address: Nieuw Eykenduynen, Nieuw Eykenduynen
Kamperfoeliestraat 2 A
2563 KJ Den Haag

Graf A 1788
Research task
Beroepen toevoegen
August 22, 2022
User: jwbos
Family with parents
father
18191893
Birth: January 4, 1819 32 28 Dordrecht
Death: May 11, 1893Dordrecht
mother
18331899
Birth: July 31, 1833 35 31 Dordrecht
Death: September 10, 1899Dordrecht
Civil marriage Civil marriageDecember 18, 1867Dordrecht, Dordrecht, Zuid-Holland, Nederland
9 months
elder sister
18681869
Birth: August 30, 1868 49 35 Dordrecht
Death: October 7, 1869Dordrecht
13 months
elder sister
18691871
Birth: September 30, 1869 50 36 Dordrecht
Death: February 10, 1871Dordrecht
18 months
elder sister
18711873
Birth: March 29, 1871 52 37 Dordrecht
Death: May 16, 1873Dordrecht
2 years
elder sister
18731873
Birth: March 16, 1873 54 39 Dordrecht
Death: April 20, 1873Dordrecht
16 months
himself
Antonie Jacobus de Munter(1874)circa1904
18741949
Birth: July 8, 1874 55 40 Dordrecht
Death: March 5, 1949Den Haag
21 months
younger sister
18761876
Birth: March 20, 1876 57 42 Dordrecht
Death: March 20, 1876Dordrecht
Father’s family with Christina Eliezabeth Goedgeman
father
18191893
Birth: January 4, 1819 32 28 Dordrecht
Death: May 11, 1893Dordrecht
stepmother
Civil marriage Civil marriageNovember 22, 1843Dordrecht, Dordrecht, Zuid-Holland, Nederland
9 months
half-sister
18441915
Birth: August 18, 1844 25 26 Dordrecht
Death: January 30, 1915Dordrecht
2 years
half-sister
18461864
Birth: August 20, 1846 27 28 Dordrecht
Death: March 14, 1864Dordrecht
3 years
half-brother
18491850
Birth: February 28, 1849 30 30 Dordrecht
Death: July 1, 1850Dordrecht
23 months
half-sister
18511931
Birth: January 16, 1851 32 32 Dordrecht
Death: January 6, 1931Dordrecht
3 years
half-sister
18531854
Birth: June 27, 1853 34 35 Dordrecht
Death: April 29, 1854Dordrecht
2 years
half-brother
3 years
half-brother
18581858
Birth: June 25, 1858 39 40 Dordrecht
Death: October 7, 1858Dordrecht
half-sister
18581866
Birth: June 25, 1858 39 40 Dordrecht
Death: January 24, 1866Dordrecht
Mother’s family with Ernestus Johannes de la Cour
stepfather
18371862
Birth: July 21, 1837Dordrecht
Death: August 8, 1862Dordrecht
mother
18331899
Birth: July 31, 1833 35 31 Dordrecht
Death: September 10, 1899Dordrecht
Civil marriage Civil marriageMay 8, 1861Dordrecht, Dordrecht, Zuid-Holland, Nederland
4 months
half-brother
18611864
Birth: August 28, 1861 24 28 Dordrecht
Death: February 3, 1864Dordrecht
Family with Maria Hendrika Cornelia Marie Venselaar
himself
Antonie Jacobus de Munter(1874)circa1904
18741949
Birth: July 8, 1874 55 40 Dordrecht
Death: March 5, 1949Den Haag
wife
Venselaar, Maria Hendrika Cornelia
18711954
Birth: July 5, 1871 28 30 Amsterdam
Death: May 12, 1954Den Haag
Civil marriage Civil marriageFebruary 16, 1905Sumenep, Oost-Java, Java, Indonesië
son
Private
daughter
Private
daughter
Private
son
Karel Antonius de Munter, 1931, uit paspoort uitgegeven voor zijn reis naar Europa
19121973
Birth: July 18, 1912 38 41 Purwakarta
Death: January 10, 1973Brisbane
daughter
Private
Birth
Graduation
Residence
Civil marriage
Family residence
Family residence
Family residence
Varia
Property
Family residence
Family residence
Family residence
Family residence
Family residence
Death
Burial
Note

Naam: Antoni of Antonie

Note

uitwerken:

VERTREK A. J. DE MUNTER.
U Inspecteur L. O. Naar wij vernemen heeft de heer A J. de Munter, die sedert 1927 te Semarang is geplaatst als inspecteur van het Westersch l.o., hoofd van het 5de ressort, tegen ultimo April pensioen aangevraagd. De heer de Munter, die thans 57 jaren oud is, kwam in het jaar 1904 uit als onderwijzer 3e klasse met hoofdacte. Hij werd geplaatst te Soemenep op Madoera. Vandaar ging hij in 1906 naar Soekaboemi om in 1908 als onderwijzer tweede klasse aan het hoofd geplaatst te worden van de Euro- . peesche school te Poerwakarta. Na in het jaar 1913 belast te zijn geweest met de leiding van de Europeesche school te Sabang, ging de heer de Munter in het jaar 1914 voor het eerst met Europeesch verlof. Na zijn terugkeer in Mei 1915 werd hij geplaatst te Solo, waar hij nog hetzelfde jaar benoemd werd tot hoofd van de Mangkoenegara-school. Een jaar later werd hij in dezelfde functie bevorderd tot onderwijzer 1ste klasse. In het jaar 1921 werd de heer de Munter benoemd tot adj.-inspecteur bij het Holl.-Inl. onderwijs en geplaatst te Weltevreden. Reeds in 1922 volgde zijn benoeming tot plaatsvervangend inspecteur te Bandoeng in de 2de afdeeling. Na terugkeer van zijn tweede Europeesch verlof in April 1926 werd de heer Munter geplaatst te Tomohon (Celebes) als inspecteur bij het Europeesch L O. 4de afdeeling. Bij de reorganisatie van de onderwljsinspectie’s in het jaar 11927 werd aan den heer Munter het vijfde ressort toegewezen met Semarang [ als standplaats. Het ligt in de bedoeling van den heer de Munter in Mei a. s. voorgoed te repatrieeren na bijna dertig jaren Indischen dienst.

VERTREK A. J. DE MUNTER.. "Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië". Semarang, 15-01-1932, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000462024:mpeg21:p00003

Note

NAAR EUROPA. Wie met de „Sibajak” vertrekken.. "De locomotief". Samarang, 27-04-1932. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB23:001733047:mpeg21:p00010

Vermeende misstanden op een Hollands-Chinese zendingsschool Mlaten (te Semarang)

Inleiding: 

Antoni Jacobus de Munter is als inspecteur van het West Lager Onderwijs te Semarang betrokken geraakt bij een ophef rondom een Christelijk Hollands-Chinese school. Het begon met een incident maar door publiciteit in kranten over andere vermeende misstanden op deze school. groeide het uit tot een schandaal. A.J. de Munter heeft daarop twee onderzoeken verricht. Zijn onderzoeksrapporten heb ik niet kunnen vinden maar de kranten besteedden aan deze zaak zo veel aandacht aan dat de conclusies in zijn rapporten wel duidelijk zijn. Ik zal beginnen met een samenvatting en daarna de letterlijke teksten publiceren uit de talrijke krantenartikelen over deze zaak.  

 

Samenvatting

Het begon met een incident. Op de Christelijk Hollands-Chinese School Mlaten moesten de (chinese) leerlingen als strafwerk 100 maal schrijven:

" Vele Chineezen liegen en bedriegen.
Vele Chineezen worden rijk doordat ze den Javaan uitzuigen”

Dit gaf natuurlijk de nodige ophef. De hoofdonderwijzer van deze zendingsschool de heer Dietzel junior was op dat moment op vakantie in Europa. Hij werd vervangen door mej. van der Molen, een zus van zijn vrouw. Deze mej. van der Molen had al 20 jaar ervaring als onderwijzeres in Nederland.

De krant "de Locomotief" besteedde veel aandacht aan deze zaak en kwam met onthullingen over nog meer misstanden op deze school.  Zo zou het schoolgebouw vervallen zijn, er een ingebouwde klas zonder licht en lucht zijn, privaten die onvoldoende schoongemaakt werden, geen of slecht schoolmateriaal, slechte schoolresultaten etc.. 
De schoolinspecteur A.J. de Munter verricht een onderzoek. Voorlopige conclusies het valt allemaal wel mee. Er is geen sprake van ernstige tekortkomingen. Wel is mogelijk de boekhouding niet in orde. En de hygienische toestand wordt apart onderzocht. 
De krant "de Locomotief" komt met nog meer onthullingen en plaatst kanttekeningen bij het onderzoek van de schoolinspecteur. Het zou niet onbevoordeeld zijn en de kwaliteit van het onderwijs is niet onderzocht. Ondertussen wordt er een onderzoek door een accountant naar de boekhouding verricht.  
En A.J. de Munter (samen met een collega) voert een tweede onderzoek uit, nu naar de kwalteit van het onderwijs. Ook dit onderzoek bracht geen misstanden aan het licht. De accountant vindt meer dan 200 tekortkomingen in de boekhouding. En de heer Dietzel junior, die reeds van de school verwijderd is, wordt aangeklaagd. Maar van de 200 tekortkomingen blijken er maar een 5 hem ten laste gelegd kunnen worden, en daarvan wordt hij ook nogeens vrijgesproken. Dit plm 2.5 jaar na het begin van deze schoolrel. Antonie J. de Munter was toen al lang met pensioen en teruggekeerd naar Nederland. 

 

 

 

 

Selectie uit de krantenartikelen 

Het begon met een incident

1-11-1930  Een pijnlijk geval
Verbijsterend strafwerk op een Christelijk Hollands-Chinese School

(krant De locomotief)

 
Een welhaast verbijsterend geval werd in de Bahagia en de Djawa Tengah vermeld.
Daarin las men, dat op de Christelijke Hollandsch-Chineesche School Mlaten aan den Karrenweg in de zesde klasse den leerlingen strafwerk werd opgelegd.

En wat voor strafwerk !

Zij moesten 100 maal schrijven:

" Vele Chineezen liegen en bedriegen.
Vele Chineezen worden rijk doordat ze den Javaan uitzuigen”

Dit moesten deze Chineesche leerlingen van een school voor Chineesche kinderen 100 maal overschrijven. Honderd maal een beleediging voor hun volk, hun ras, hun eigen ouders!

Het bericht scheen nauwelijks geloofwaardig. Doch helaas bleek het bij navraag juist te zijn.

Het hoofd der genoemde school is met buitenlandsch verlof en de Europeesehe onderwijzeres, tevens waarnemend hoofd der school, mej. v.d. M., heeft erkend dat zij dit strafwerk heeft opgegeven.

Zij verklaart daar thans spijt van te hebben.

Dat gelooven wij gaarne, maar de zaak is daarmede niet uit de wereld. Slechts de krachtigste maatregelen kunnen herstellen, wat hier in ergerlijke onnadenkendheid bedorven werd en wat, door het bericht in de Chin. Maleische bladen, natuurlijk een goed deel der Chineesche gemeenschap met zeer rechtmatige verontwaardiging vervult.

Indien het bestuur dezer Christelijke Hollandsch-Chineesche school in gebreke blijft om te doen wat noodig is — men begrijpt dat slechts een maatregel toereikend is —, dan zal het gouvernementeele schooltoezicht zeker moeten ingrijpen. Mocht de inspectie de bevoegdheid om meer te doen dan onderzoeken missen, dan zou zeker het hoofd van plaatselijk bestuur zorgdragen, dat het niet langer mogelijk blijft zoo veel noodelooze en domme krenking te weeg te brengen als op deze school geschiedde.

Wie, in welke stemming ook, grievende beleedigingen toevoegt en laat overschrijven door Chineesche kinderen, op een school die notabene voor het onderwijs aan Chineesche kinderen is opgericht en dan nog wel als zendingsschool, die is voor deze taak meer dan ongeschikt.

De betrokkene mag nog blij zijn als een strafrechtelijke vervolging achterwege blijft. Of en wanneer de maatregelen zijn genomen, welke dit hoogst-ernstige geval dringend vordert, zal hier worden vermeld.

 

 8-11-1930 Het Chin. Strafwerk.
Semarang en omstreken. De gemeenteraad van Semarang
(Krant: Algemeen Handelsblad voor Nederlandsch-Indië)

De heer Tan Kong Tan bespreekt het „haatzaaiende" geval van het strafwerk In de Christ. Holl, Chin. School op Mlaten. Hij vraagt wat het gemeentebestuur hiervan denkt.
De burgemeester zegt dat geval niet zoo ernstig is. Men moet den psychischen toestand van de onderwijzeres in aanmerking nemen, die door de leerlingen verschrikkelijk was geplaagd. Zij heeft voor de klas baar excuses aangeboden en heeft spijt van het gebeurde.
De beslissing In deze zaak is overgelaten aan het Departement van Onderwijs.

 

12-11-1930 Het pijnlijk incident. Ongeschikt voor Holl.-Chin. Onderwijs
(Krant: De locomotief)

Inzake het incident, dat zich op de Christelijke Hollandsch-Chineesche school Mlaten heeff voorgedaan, waar, naar men weet, het wd. hoofd der school, de onderwijzeres mej. v.d. M. den leerlingen der hoogste klasse strafwerk opgaf van hoogst krenkenden inhoud, vernemen wij het volgende.

Het bestuur dezer bïzondere Christelijke school scheen den ernst van het geval waarover het Volksraadslid de heer H.H. Kan inmiddels vragen tot de Regeering heeft gericht niet in te zien.
Het kwam met verontschuldigingen, zeide dat de onderwijzeres zoo geplaagd was, en dat zij den leerlingen hare excuses had aangeboden. Naar de burgemeester, voorzitter der Schoolcommissie, in den gemeenteraad mededeelde was zij bereid dit nog eens te doen.
Dat dit zoowel ongewenscht als ontoereikend zou zijn—immers zou van eenig prestige na dit alles geen sprake meer kunnen zijn —scheen het bestuur der Chr. Holl.- Chin. School maar niet te kunnen inzien, hetgeen ons onbegrijpelijk voorkomt en weinig strookend met de opvattingen, welke men toch allereerst van het bestuur eener school met deze strekking mocht verwachten. Intusschen blijkt men ten departemente van Onderwijs te Weltevreden wel tot de juiste conclusie gekomen te zijn. Want naar wij vernemen, is telegrafisch bericht ontvangen, dat het departement van Onderwijs van oordeel is, dat de betrokken onderwijzeres niet langer bij het Hollandsch-Chineesch onderwijs gehandhaafd kan worden.
Dit is een juiste beslissing, waarmede zoodra zij is uitgevoerd het incident als gesloten kan worden beschouwd.

 

15-11-1930 School.... zaak.  "Education as paying business"
Krant: De Locomotief

HET IS MAAR goed, dat op een warmen dag een geplaagde juffrouw zich liet prikkelen tot krenkend strafwerk. Het is, zoo zal men aanstonds zien, gelukkig, dat een driftig hoofd die booze zin schoot, zoo van „dat vele Chineezen liegen en bedriegen”, en dat die krenking in harde letters op het bord verscheen, met de toevoeging: „100 maal”. Dat is, het worde herhaald, gelukkig, zelfs al werd daar noodeloos een vijftigtal Chineesche jonge mensen beleedigd en gegriefd. 
Want met die beleediging is niet te hoog betaald, dat thans het licht valt op een veel erger kwaad, namelijk op ergerlijke wantoestanden, die blijken te heerschen op diezelfde Christelijke Hollandsch Chineesche School Mlaten te Semarang. 

Dat licht is duur, maar niet te duur gekocht. Die honderd maal over te schrijven strafzin, dat „vele Chineezen de bevolking uitzuigen” moge nog als een striem in menig jong geheugen liggen, maar die pijnlijke ervaring heeft dan toch het gevolg, dat nu bekend wordt, wat te lang verborgen bleef achter de muren van een school, die thans eem z a a k je blijkt te zijn. 

Een zeer voordeelig, maar ook een zeer lelijk zaakje.

Alvorens wij hierover de bizonderheden mededeelen, welke ongetwijfeld in nog meerdere mate aanleiding zullen geven tot  ingrijpen dan het bekende incident, worde vooropgesteld, dat deze „zendingsschool” het Christelijk bizonder onderwijs hierte lande en met de Zending als zoodanig niets uitstaande heeft. Noch eenige vereeniging op het gebied van Christelijk Onderwijs, noch eenige Zendingsorganisatie beeft zeggenschap over deze particuliere school; de verantwoordelijkheid blijft dan ook uitsluitend bij de direct-betrokkenen.

Enige jaren geleden begon een Duitsche zendeling, de heer Dietzel, een vereeniging. Later zou blijken: zooals een auder een zaak begint. Het doel was: de oprichting van een school. Zoo kwam op Mlaten een „zendingsschool” tot stand. Met een bestuur (Dietzel Sr.), een hoofd der school (Dietzel Jr.), een onderwijzeres (mevr. Dietzel Jr.), waarbij onlangs een wd.-hoofd gevoegd werd (zuster van mevr. dietzel Jr.). Blijkbaar telde de familie niet meerdere leden.

Een mild gouvernement betaalt, dank zij liberale subsidie-bepalingen, tachtig percent van de oprichtingskosten, tachtig percent van het onderhoud, en tachtig van de salarissen etc., in ruil voor een al even mild opgevat toezicht. Hoe mild zal blijken als wij vermelden dat: 

1. het schoolgebouw oud, verveloos, vermolmd en bouwvallig is ; dat noch de klasselokalen, noch de gangen, noch het meubilair behoorlijk onderhouden wordt; wat stuk is blijft stuk, wat breekt gebroken; 

2. dat zich in het voor onderwijs allerminst geschikte „gebouw” een geheel ingebouwde klasse bevindt, aan alle vier zijden omringd door andere lokalen, dat het daar steeds schemerdonker is, dat Iicht noch lucht daar kunnen doordringen en dat in die bedompte ruimte niettemin bijna zestig kinderen zitten opgesloten; 

3. dat zich op anderhalven meter van de klassen tien privaten bevinden, ten gebruike voor ruim vierhonderd kinderen ; dat voor het „onderhoud” daarvan precies 1 flesch carbol per 14 dagen beschikbaar wordt gesteld, en dat de atmosfeer welke hierdoor ontstaat zich slechts met de onaangenaamste termen zou laten beschrijven; 

4. dat de kinderen pennen, potlooden, schriften etc. alle zelf moeten betalen en dat wat vanwege de school wordt verstrekt van de slechtste en goedkoopste kwaliteit is; 

5. dat op de geheele school noch behoorlijke platen, noch kaarten aanwezig zijn; dat boeken en methodes zonder uitzondering verouderd zijn; 

6. dat het „zendings”-karakter der school bestaat in drie kwartier Bijbelsche geschiedenis per week en dat men zich van „zending” verder niets aantrekt; Christenen worden op de school dan ook vrijwel niet gevonden; 

7. dat op de school een teekenmethode geheel ontbreekt, zoodat de kinderen daarvan dan ook vrijwel niets leeren

kortom—dat zoowel het onderwijs als de verzorging op een peil staan, zoo laag, dat de lankmoedigheid waarmede desondanks uit´s land kas de subsidies werden verstrekt verwondering moet wekken. 
Dat de onderwijsresultaten op hetzelfde peil staan spreekt vanzelf en zoo zijn dan ook verleden jaar a l l e  l e e r l i n g e n  v a n  d e  h o o g s t e  k l a s s e  g e z a k t voor de  admissie tot andere scholen.

Dit zal, mag men aannemen, het „bestuur” (familie Dietzel) en de voornaamste leerkrachten (familie Dietzel) alleen in zoo. verre verdriet doen, als daardoor de goede zaak zou kunnen lijden. 

Want deze school. .. rendeert. Zij is een kwade zaak in ieder ander opzicht, maar financieel is zij gedecideerd een aardig zaakje. Men krijgt van alle kosten viervijfde van een geduldig gouvernement, men weet er dan voor het ontbrekende nog wel wat bij te vergaren, en men heft bovendien nog schoolgeld. 
De 432 leerlingen die, tengevolge van het schromelijk tekort aan goed onderwijs van landswege voor de Chineesche jeugd, gedwongen zijn dit „onderwijs” te volgen, betalen met elkaar een ronde f 1.700 per maand aan schoolgeld. Het economische bestuur heeft daar een kleine f 500 van noodig voor uitgaven, die zelfs bij dit „beheer” niet te vermijden zijn, en maakt alzoo een vlotte 1200 gulden per maand aan zuivere winst. „Zuiver” dan wrel zeer uitsluitend boekhoudkundig opgevat... 
Toen onlangs de fam. Dietzel Jr. met verlof naar Europa vertrok liet men ter vervanging een onderwijzeres uit Nederland komen, om als wd. hoofd op te treden. Deze dame die nu door haar ietwat onberaden strafwerk de vermoedelijk zeer onwelkome aandacht op de school gevestigd heeft — had 26 dienstjaren bij het onderwijs in Holland, kreeg dus aanstonds het maximum-salaris van ongeveer f 800 per maand  — waarvan 80 percent door het gouvernement betaald wordt. Zij is .... de zuster van mevr. Dietzel en blijkbaar achtte men de lamilie-relatie genoegzamen waarborg om iemand, die Indië nimmer zag, de leiding eener school van 432 Chineesche leerlingen toe te vertrouwen.

Dat het „bestuur” (Dietzel Sr.) het pijnlijke incident met den besten wil maar niet als ernstig kon beschouwen, en de betrokkene (zuster mevr. Dietzel) maar het liefst wou handhaven — zij staat er nog —  wordt nu wel zeer begrijpelijk.

Zooals men weet heeft het departement van Onderwijs inzake het strafwerk ingegrepen en medegedeeld, dat de onderwijzeres niet gehandhaafd mag worden. Hetzelfde departement zal het bij dit besluit niet mogen laten.

Want— en nu komen wij aan den algemeenen kant van de zaak hier is veel onrecht te herstellen. Hier is een school die, onder de fiere vaan der Zending (die hier wel schandelijk misbruikt werd), als een familiezaak gedreven wordt, en die naast ruime salarissen, waarvan 80 percent door het gouvernement betaald, nog de zoete winst van rond 15.000 gulden in het jaar laat. En nog zou men die betrokkenen wel gunnen, indien niet deze e x p l o i t a n t e n  daarvoor een „onderwijs” verschaften, dat dien naam nauwelijks verdient. Voor duur geld geeft men den menschen slecht en ondeugdelijk onderwijs; men misbruikt den naam der zending en men schaamt zich niet voor een verdienste, verkregen van eenvoudige menschen die zich in menig geval veel ontzeggen om toch hun kinderen het Hollandsch-Chineesche onderwijs te laten volgen. Men misleidt hen; want zij sturen hun ‘kinderen niet naar een; school, maar naar een zaak. Een leelijkel kwade, onbehoorlijke w i n s t m a k e r ij. 
Ziedaar nu tevens weer een voorbeeld, hoe ernstig het tekort is aan wezenlijk Hollandsch Chineesch onderwijs. Er zijn duizenden en nog eens duizenden Chineesche kinderen, wier ouders niets liever zouden wenschen, dan hen deugdelijke scholen te laten volgen. Zij zijn er niet. Het gouvernement is juist tegenover de Chineesche ingezetenen op dit punt ernstig in gebreke. Hier wordt sinds jaren een plicht verzuim en dit wordt door vrijwel de geheele Chineesche gemeenschap als een zeer ernstige en rechtmatige grief gevoeld. Wellicht kan dit Semarangsch s c h o o l s c h a n d a a l er toe bijdragen, dat de aandacht hiervoor eindelijk -wakker wordt.

 

18-11-1930 Het Semarangsch School-Schandaal. Onderzoek van de Inspectie Begonnen.
(Krant: Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië)

In aansluiting op het verhaal, dat wij gisteren overnamen uit de Loc, betreffende ergerlijke toestanden op de Christelijke Hollandsch-Chineesche school van den Duitschen zendeling Dietzel te Semarang, kunnen wij mededeelen, dat het: Departement van Onderwijs reeds een onderzoek heeft opgedragen aan den Inspecteur van het 5de ressort der W.L.0.-Inspectie, den heer A.J. de Munter te Semarang.
Het onderzoek is gisteren begonnen, en het rapport van den Inspecteur wordt reeds vóór het einde van deze week op het Departement verwacht.
Wij kunnen hier nog aan toevoegen, dai de onthullingen van de Loc. op het Departement als overdreven worden beschouwd, en niet vrij zouden zijn van onjuistheden.
In de eerste plaats bestaat het betrokken schoolbestuur niet uitsluitend uit leden van de familie Dietzel — zooveel te erger! —en voorts is het niet aan te nemen, dat er aan de exploitatie der school slechts een kleine 500 gulden uit eigen middelen werd betaald, omdat het aantal onderwijs-krachten stellig niet kleiner is dan zes.
Intusschen vindt het Departement van Onderwijs in de overblijvende klachten aanleiding genoeg om een streng onderzoekin te stellen, en eventueel blijkende misstanden snel uit den weg te ruimen.
De onderwijzeres, die onlangs met haar kwetsende oplegging van strafwerk zooveel stof deed opwaaien, kan niet bij het Hollandsch-Chineesch onderwijs gehandhaafd blijven, en men verzekerde ons op het Departement, dat zij de betrokken school, zoo niet goedschiks, dan kwaadschiks zal moeten verlaten.

De heer H. Kau heeft naar aanleiding van de publicatie in de Loc. een schriftelijke vraag gesteld, waarin naar de juistheid geïnformeerd wordt en verzocht wordt den Volksraad mededeeling te doen van eventueel getroffen maatregelen.

 

20-11-1930 DE CHIN ZENDINGSSCHOOL-KWESTIE. EEN OPGESCHROEFDE ZAAK.
Krant: Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië

Enkele weken geleden hebben wij eenige bijzonderheden gepubliceerd over: de strafwerkkwestie, welke zich op de HolL- Chin. Zendingsschool op Mlaten had voorgedaan.
Wij hebben toen zeer beknopt de juiste toedracht van die kwestie aangegeven. Later zijn andere bladen gekomen met tamelijk tendentieuze beschouwingen en artikelen over dit geval, terwijl zij de publicatie van de juiste feiten achter wege lieten. Zoo zeer is deze kwestie tenslotte uitgegroeid, dat een ander plaafselijk blad in een vrij uitvoerig artikel „onthullingen" deed over de schooltoestanden op Mlaten, onthullingen, die werkelijk haarsträubend geweest zouden zijn indien ze juist waren.
Nu kan het uiteraard niet onze bedoeling zijn een bestrijding te gaan leveren van wat een ander plaatselijk blad schrijft, maar waar wij deze strafwerk-kwestie het eerst publiceerden en dus dit balletje aan het rollen brachten, achten wel het onze plicht een rechtzetting van de feiten te geven.
Het gaat om de Christelijk Hollandsch Chineesche School te Mlaten, een gesubsidieerde inrichting van lager onderwijs, welke is opgericht en staat onder toezicht van het bestuur der vereeniglng van dienzeifden naam.

Het Bestuur.
Wanneer wij allereerst hier laten volgen de samenstelling van het bestuur dezer vereeniging, tevens het bestuur vormende van bedoelde lagere school, dan zal men zien, dat het is gevormd uit zeer respectabele personen, die ieder voor zich toch heusch wel in staat zijn te voorkomen, dat er op die inrichtingen toestanden heerschen, zooals die worden voorgesteld in de publicaties van het blad uit de Van Hogendorpstraat. Dat bestuur bestaat uit. den heer G. Dietzel, voorzitter, thans in Europa vertoevende; den heer Niepfaus, zendeling leeraar, vice-voorzitter; den heer Wijnen, penningmeester, den heer S H Liem, boekhouder der firma Geo Wehry, secretaris en voorts als leden de heeren mr J. M. van Walsum, Lid van den Raad van Justitie te Semarang, Rechtercommissaris voor Strafzaken, Dr. P. G. G van Ooit, geneesheer ter plaatse, en G van der Veen, zendeling leeraar, voorzitter van de Vereenlgirg Salatiga-zending.
Dus niet alleen — en zoo wordt het voorgesteld door bedoeld plaatselijk blad — oefent de familie Dietzel toezicht uit op de school doch meerdere andere, hoogst achtenswaardige personen, die inderdaad ook al controle hebben uitgeoefend en dat nog steeds doen.
Dat er desondanks op de bedoelde school toestanden hebben bestaan, welke minder gewenscht waren, is juist bevonden, en zijn voor het bestuur dan ook onverwijld aanleiding geweest het mes diep in de wonde te zetten. De onderwijzeres, die daarvoor aansprakelijk was, is op haar fouten gewezen en zij heeft haar ontslag genomen, hetgeen haar dan ook werd verleend. Zij is thans vervangen door mevrouw de wed. Soeters, die van gisteren af met de leiding van deze school is belast. De afgetreden onderwijzeres is heden naar Weltevreden vertrokken, om zich over het gebeurde te verstaan op het departement van onderwijs en eeredienst.
Behalve, dat hier dus reeds sprake is van minder juiste voorlichting en tendentieuze wedergave van feiten, zijn er ook nog verschillende andere onjuistheden gelanceerd, welke wij hieronder zullen rechtzetten.

Het onderzoek.
Het bericht, als zou aan den heer A J. de Munter, inspecteur van het Westersch Lager Onderwijs alhier, telegrafisch opdracht zjjn gegeven tot het instellen van een onderzoek, is volkomen uit de lucht gegrepen. De heer De Munter verklaarde ons hedenmorgen, dat hiervan geen woord waar is. Eigener initiatief heeft genoemde inspecteur naar aanleiding van de publicaties, een onderzoek ingesteld; omtrent zijn bevindingen kon de heer De Munter ons niets naders mededeelen, want het onderzoek is nog hangende. Misschien zal er aanleiding bestaan na het onderzoek alsnog inlichtingen ter publicatie te verstrekken, doch hoe dit ook zij, deze zullen toch openbaar worden, aangezien door een der leden van den Volksraad thans een vraag aan de regeering hierover is gesteld. Men mag dus verwachten, dat deze affaire te zijner t(jd in een openbare zitting van een Volksraad zal worden behandeld.

De gouvernementssubsidie.
Wel kunnen wij melden, dat voorzoover de voorwaarden omtrent bet verlenen van subsidie aan deze onderwijsinrichting zijn gepubliceerd. ook deze gansch bezijden de waarheid zijn. De juiste voorwaarden zijn neergelegd in de subsidie-regeling voor het Westersch Lager Onderwijs, voorkomende in Staatsblad 1924 no. 14 meer bepaaldelijk in artikel 3. Daarin staat o. m. , dat in de eerste plaats noodig is, dat de vereeniging rechtspersoonlijkheid bezit, hetgeen in het onderhavige geval ook juist is. Maar verder staat er, dat, wanneer de vereenlging, in casu het bestuur, een afrekening indient, zij vergoeding kan verlangen:
ten 1ste voor persoonlijke leermiddelen, zulks berekend per leerling;
ten 2e. zij 85 pCt vergoedt krijgt van het onderhoud van het gebouw of van eventueelen nieuwbouw bij een pas opgerichte school. Wanneer geen afrekening wordt ingediend, en dat Is bij deze school ook het geval, dan ontvangt het bestuur geen vergoeding voor persoonlijke leermiddelen.
Voorts is deze onderwijsinrichting ondergebracht in een huurhuis, zoodat in dit geval van eenige vergoeding alweer geen sprake kan zijn, daar de onderhoudskosten komen voor rekening van den verhuurder.

Wanneer men dit nu vergelijkt met hetgeen bedoeld blad beeft gepubliceerd, zal men gemakkelijk Inzien, dat ook op dit punt de publicaties ONJUIST zijn.

De salariskwestie.
Wat betreft de mededeelingen over de subsidies inzake de salarissen van het aan de onderwijsinrichting verbonden personeel, ook hiervan kan niet anders worden gezegd, dan dat zij bezijden de waarheid zijn.
De verleende subsidie bedraagt inderdaad 75 pCt. van de aanvangssalarissen van het personeel, zoomede de volle 100 pct van de aan dat personeel toerekende verhoogingen; bovendien wordt nog 75 pCt subsidie verleend voor de ultbreidings - en onderhoudskosten van de inventaris, zulks In overeenkomst met hetgeen wordt verleend aan de openbare lagere gouvernementsscholen.
Dat de onderwijzeres, van wie sprake is In de publicaties, het vorstelijk inkomen van f 800 zou genieten, is wederom niet juist; zij had f 550 salaris benevens nog een vergoeding van f 50, dus totaal f 600.

De leermiddelen.
Ook de opmerkingen, gemaakt over de leermiddelen, moeten als overdreven voorgesteld worden aangemerkt. Deze zijn weliswaar niet superieur, hetgeen ook niet gevergd wordt, maar voldoen alleszins behoorlijk aan redelijk gestelde eischen.
Wij hebben ons voorts nog om informaties gewend tot een der leden van het bestuur, die ons de stellige verzekering gaf, dat de voorstelling van zaken, als gepubliceerd, schromelijk overdreven is.

Het onderzoek.
Sedert eergisteren is inspecteur De Munter bezig met het instellen van een onderzoek op de school in kwestie en reeds is gebleken, dat noch van de ouders, noch van de kinderen, klachten zijn bïnnengekomen; dat voorts de leermiddelen aan zeer behoorlijke eischen voldoen; dat vandaag een deskundig onderzoek plaats heeft door den heer dr. J. A. de Nooy omtrent den hygienischen toestand, maar dat de Inspecteur dezen reeds van bevredigenden aard heeft bevonden; dat verder een globaal onderzoek heeft plaats gehad inzake de financiën, waarvan de voorloopige indruk is verkregen, dat deze in orde zijn.
Men ziet uit dit alles, dat de publicaties, verschenen in bedoeld piaatselijk blad, op verscheidene punten rechtzetting behoeven en wellicht in de pen waren gebleven, indien men te bevoegder plaatse zijn inlichtingen had ingewonnen. Misschien bestaat er straks aanleiding, na het onderzoek van inspecteur De Munter alsnog nader op deze kwestie terug te komen.

Wij hadden heden juist voor het ter perse gaan van ons blad nog een kort onderhoud met het hoofd van den plaatselijken gezondheidsdienst Dr. de Nooy. Hij verklaarde ons dat de onthullingen in het andere plaatselijk blad sterk overdreven waren en dat er geen enkele aanleiding bestond voor een dergelijk geschrijf. Hij beeft het schoolgebouw hedenochtend op hygiënische eischen onderzocht en kwam tot de slotsom dat bet behoudens enkele kleine verbeteringen aan redelijke eischen voldeed.

 

25-11-1930 Semarang's School-Schandaal. En zijn Juiste Proporties.
(Krant: Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië)

Naar wij vernemen, wordt het rapport van den heer A. J. de Munter, Inspecteur van het Westersch Lager Onderwijs te Semarang, over de gesignaleerde wantoestanden op de Christelijke Hollandsch-Chineesche school van den Duitschen zendeling Dietzel aldaar, heden op het Departement van Onderwijs verwacht, vergezeld van een rapport van Dr. H. C. Gomperts, Hoofd van het Inspectie-ressort Midden-Java van den Dienst der Volksgezondheid, over de hygiënische toestanden op diezelfde school.

Inmiddels heeft de Departements leiding van den heer A. J. de Munter reeds bericht ontvangen, dat de beschrijving der schooltoestanden in de Locomotief als zeer tendentieus en sterk overdreven beschouwd dient te worden.

Het is namelijk uitgesloten, dat er van den kant der familie Dietzel winstbejag in het spel is; op de exploitatie van de school op Mlaten wordt zelfs regelmatig een klein v e r l i e s geleden.

Voorts wordt bestreden, dat de inrichting der school en de waarde van het daar gegeven onderwijs zoo slecht zou zijn als in genoemd blad werd afgeschilderd. Erkend wordt, dat de school geen moderne outillage bezit, doch men houdt staande, dat zij aan alle minimumeischen voldoet, en meer mag men van een particuliere school niet verwachten zoolang het Gouvernement zelf openbare scholen exploiteert, die wegens geldgebrek niet op een hooger peil staan.

Om elken twijfel aan de hygiënische inrichting van de school van Dietzel echter uit te sluiten, heeft het Departement opdracht gegeven om het desbetreffend rapport door den Inspecteur D. V. G. te laten opstellen.

Ten slotte zij nog vermeld, dat de bron, waaruit de sensationeele onthullingen geput werden, niet zuiver schijnt te wezen. Wij vernemen namelijk, dat hier een kwestie van persoonlijken naijver veel gewicht in de schaal heeft gelegd.

Desalniettemin handhaaft de Loc. tot heden onverzwakt al haar beschuldigingen.

 

2-12-1930 Semarang's School-Schandaal. Malversaties van het Schoolhoofd
(Krant: Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië)

Naar wij thans vernemen, laat het Semarangsche school-schandaal, waarvan wij reeds eenige malen melding maakten, zich in de oogen van de Departements-leiding plotseling vrij wat ernstiger aanzien, dan kort geleden nog het geval was.

De Inspecteur van het Westersch Lager Onderwijs te Semarang, de heer A. J. de Munter, is jl. Zondag hier ter stede gearriveerd, en heeft gisteren en heden in langdurige conferenties op het Departement van Onderwijs een uitvoerige toelichting op zijn rapport over de Christelijke Hollandsch- Chineesche school van den Duitschen zendeling Dietzel gegeven.

Uit de mondelinge besprekingen van den Inspecteur met de Departements-leiding is nu gebleken, dat er aan het financieel beheer, zooals dat door den zendeling Dietzel gevoerd werd, veel mankeert, terwijl er vermoedelijk nog meer aan de controle van het schoolbestuur is ontsnapt.

In dat schoolbestuur zaten niet alleen leden van de familie Dietzel, maar ook autoriteiten met klinkende namen, zooals Mr. J.M. van Walsem, tijdelijk buitengewoon lid van den Semarangschen Raad van Justitie, en Dr. P. G. C. van Oort, arts te Semarang.

Deze heeren hebben als leden van het schoolbestuur „Gods water maar over Gods akker laten loopen", en waren geheel onkundig van de mogelijkheid, dat de eerwaarde heer Dietzel wel eens „christelijke winste" met de exploitatie van zijn Hollandsch-Chineesche school zou kunnen maken.

Naar de boekhouding van de school hebben zij nooit gevraagd. Dat ware trouwens verloren moeite, want die boekhouding schijnt verre van compleet te wezen.

Uit den huidigen stand van het onderzoek meent men op het Departement intusschen te mogen afleiden, dat de wantoestanden op de genoemde school zich „slechts" tot zekere financieele manipulaties beperken. Volgens den Inspecteur voldoet het onderwijs aan redelijke eischen, terwijl hij de voorziening van leermiddelen zelfs goed meent te mogen noemen.

Ten slotte geeft het rapport van den Semarangschen Inspecteur van den Dienst der Volksgezondheid al evenmin aanleiding tot critiek, aangezien de hygiënische inrichting der school volgens het oordeel van dezen deskundige bevredigend is.

Blijft dus over: een streng onderzoek naar het financieel beheer van den zendeling Dietzel, en ten Departemente gaf men ons de verzekering, dat met de meeste nauwkeurigheid zal worden nagegaan, op welke wijze in deze school-affaire met Landsgelden werd omgesprongen.

Wij zullen spoedig gelegenheid vinden om op deze aangelegenheid nader terug te komen.

 

6-12-1930 Semarang's School-Schandaal. Het „J'Accuse" van de „Locomotief"
(Krant: Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië)

De beide Semarangsche dagbladen Locomotief en Alg. Hbld. hebben jl. Donderdag nogmaals hun aandacht geschonken aan het Semarangsche school-schandaal.

Het eerstgenoemde orgaan nam de mededeelingen over, welke wij ter zake in ons blad van jl. Dinsdag publiceerden, en voorzag deze van een kantteekening, waarin herhaald werd, dat het blad verdere mededeelingen in petto heeft, die niet „slechts" op het financieel beheer, maar ook op het onderwijs betrekking hebben.
De Loc. houdt haar veelzijdige beschuldigingen dus staande, maar verzuimt—om de een of andere voor ons onverklaarbare reden — met haar bewijsmateriaal voor den dag te, komen.

Het Alg. Hbld. publiceerde denzelfden dag een interview, dat zijn Redactie had met den Inspecteur van het Westersch Lager Onderwijs, den heer A. J. de Munter, na diens terugkeer te Semarang, en de Inspecteur legde daarin verklaringen af van dezelfde strekking als wij jl. Dinsdag op het Departement van Onderwijs mochten ontvangen.

Alleen komt de schromelijke nalatigheid van de heeren Mr. J. M. van Walsem en Dr. P. G. C. van Oort in een milder licht te staan door de mededeeling van den heer De Munter, dat deze beide heeren pas enkele maanden in het school-bestuur zitting hadden, en daarom van de schoolzaken nog slecht op de hoogte waren.

Bovendien verklaarde de heer De Munter, dat hij bij zijn onderzoek de grootste mede werking van hen mocht ondervinden.

***


Uit het bovenstaande moeten wij ten slotte de conclusie trekken, dat de Loc. in deze onverkwikkelijke school-affaire al dan niet op goede gronden blijft stelling nemen tegen de ter zake afgelegde verklaringen van Departement van Onderwijs en van den inspecteur te Semarang.

Het is mogelijk, dat de Loc. méér gegevens tot haar beschikking heeft dan de Onderwijs autoriteiten, maar dan lijkt het ons toch wel gewenscht, dat het blad daarmede eindelijk eens voor den dag komt.

 

6-12-1930 Schoolvreugd
(Krant: De Locomotief)

HET VERLOOP van het schooldrama onder de zinspreuk „doet wel en ziet niet om” vergt thans een tweede bloemlezing uit de reeks van ongerechtigheden, dankzij de publieke critiek eerlang uit de Hollandsch-Chineesche Zendingsschool Mlaten te Semarang zal verdwijnen. Men weet reeds, dat de inspecteur van Onderwijs, de heer De Munter, zijn onderzoek voltooide; dat de resultaten werden neergelegd in een rapport voor het departement van Onderwijs en dat op verzoek van dit departement thans de Gouvernements-Accountantsdienst een financieel onderzoek zal instellen.

De algemeene strekking van het rapport-De Munter is, dat onderwijs en leermiddelen bevredigend zijn, maar dat de warboel der financieele administratie onregelmatigheden en winstmaken doet vermoeden.

Nu kan, zooals wij straks zullen zien, de wijze waarop het onderzoek plaatshad, niet bevredigen. Wanneer toch op deze school verkeerde toestanden heerschen, is daarvoor primair het schoolbestuur aansprakelijk — doch tevens het ambtelijk orgaan belast met toezicht en inspectie. Als die misstanden aan den dag treden, is het onjuist om de mede-aansprakelijke instantie te belasten met een onderzoek dat, te goeder trouw, toch wel die secundaire aansprakelijkheid tot den geringsten omvang zal reduceeren.

Dit is geschied. Het rapport wordt gekenmerkt door optimisme over den algemeenen toestand, waarop toezicht van landswege verplicht was, en ernstigen twijfel over de financiën, waarmede de inspectie geen bemoeiing had. Aan deze natuurlijke neiging ontkomt — wij herhalen: te goeder trouw — niemand; en inspecteur De Munter ontkwam er allerminst aan. Wij stellen daarom voorop; dit onderzoek is als basis voor het antwoord op de gestelde Volksraadsvragen o n t o e r e i k e n d.

***

Bepaalt men, dat de locale onderwijsinspectie mede-verantwoordeiijkheid draagt voor gebreken aan school en leiding, zoo blijft allereerst het schoolbestuur aansprakelijk.

Men wees er op, dat dit minder eenzijdig gevormd is dan wij meldden, want dat mede dr. Van Oort en mr. Van Walsem bestuursleden zijn.

Dit is juist, doch onvolledig. Men had er bij moeten zeggen, dat mr. Van Walsem pas 25 Juli van dit jaar bestuurslid werd, dat sindsdien niet één vergadering gehouden werd en dat men toch moeilijk kan verwachten, dat een nieuw bestuurslid in drie maanden tijd over alle gegevens zal beschikken, die loopen over eenige jaren en die zóó verborgen zijn, dat alleen accountants ze kunnen naspeuren!

Neen: — het werkelijk bestuur werd gevormd door den zendeling Dietzel Sr., voorzitter; den zendeling Niephaus, vicevoorzitter en den zendeling Van der Veen, thans wd. voorzitter. En de eigenlijke leiding der school berustte bij de familie Dietzel: dat is de heer Dietzel Sr., president de heer Dietzel Jr., schoolhoofd, mevrouw Dietzel, onderwijzeres en het laatst bij mej. Van der Molen, zuster van mevr. Dietzel, wd. schoolhoofd. Zoo volledig was die familieleiding, dat het financieel beheer niet gevoerd werd door den penningmeester van het bestuur— m a a r   m e t   v o l l e d i g e   v o l m ac h t   d o o r   h e t   s c h o ol h o o f d   D i e t z e l  Jr.

Die dit — terloops — behalve zijn salaris nog de prettige toelage van f 300.— per maand ontving.

Vraagt men nu, of het beperkte eigenlijk bestuur te goeder trouw was, dan meenen wij die vraag b e v e s t i g e n d te kunnen bantwoorden. De stichter der school, de oude heer Dietzel, is stellig een eerlijk man, die zonder nevendoel goed werk heeft willen doen.

Doch dit laat onvoorwaardelijk de beschuldiging intact:
dat deze schoolvereeniging winsten maakt dat zij aan school en kinderen geld verdiende, dat zij èn subsidie, èn donaties, èn schoolgelden ontving, ruime winsten overhield en daarvoor slecht onderwijs onder slechte omstandigheden in de plaats gaf.

***

Dit laatste is het ergste; te erger nu het "onderzoek” de geconstateerde feiten deele niet zoo erg vond. Daarom vemelden wij hier punt voor punt:

  1. de nabijheid van tien ingebouwde privaten op anderhalven meter van de leslokalen staat vast. De atmosfeer werd hierdoor zoozeer bedorven, dat vroeger een leerkracht er ontslag door nam. Bij bepaalde windrichting was het verblijf in sommige klasselokalen schier onmogelijk. Dat bij het onderzoek de zoete reuken van carbol, lysol en creoline alle andere overheerschten is duidelijk — want den dag nadat ons artikel verscheen zijn deze artikelen op groote schaal toegepast... Dat is dus het eerste punt: e e n   o n g e z o n d e   e n   o n h y g i ë n i s c h e   t o e s t a n d.

  2. de klasselokalen zijn verwaarloosd, slecht onderhouden, te warm, te laag en te klein. In het lokaal der derde klas komt slechts wat bovenlicht; het is daar schemerdonker en benauwd — omdat het geheel is ingebouwd en door vier binnen-muren wordt omsloten. Sommige klassen hebben méér leerlingen dan wettelijk is toegestaan. Reparaties en herstellingen hadden niet plaats; alleen zijn wat muurtjes bijgebouwd, op landskosten. Dit is het tweede punt: s l e c h t e   i n r i c h t i n g,   o n d o e l m a t i g e    b o u w   e n   o v e r b e v o l k i n g   v a n   d  i t   t o t   s c h o o l   v e r b o u w d e   h u u r h u i s.

  3. een volledige opgave der aanwezige methoden toont, dat voor meerdere vakken niet de leermiddelen gebezigd worden welke elders gebruikelijk zijn. Dit geldt o a.: lezen, schrijven, taalonderwijs. Hulpmiddelen voor aardrijkskunde zijn gebrekkig; en tusschen wat aanwezig is en wat inderdaad gebruikt werd ligt nog een marge. Alles, wat de kinderen niet zelf betaalden, was schriel, hoogstens net-toereikend, en op een koopje. Aldus het derde punt: m i n d e r   g o e d e   l e e r m i d d e l e n   dan noodig en bij den financieelen overvloed mogelijk was geweest.

Ziedaar drie punten. In appreciatie van den ernst hiervan — de feiten zijn onloochenbaar verschillen wij met bestuur en inspecteur wel zeer ernstig van meening.

Maar wat doet dat er toe?
De onderwijs   r e s u l t a t e n   zijn tenslotte het voornaamste. Die  r e s u l t a t e n   zijn aldus: dat van de laatste zevende klasse niemand, maar dan ook niet één leerling voor toelating tot verdere scholen slaagde. Wie examen deed voor een gouv. Mulo zakte, wie naar een Chr. Mulo wilde zakte, ja wie naar de Ambachtsschool wilde zakte en wie naar de Technische School wou zakte. Niet één van deze leerlingen kon verder komen zij moeten nu maar zien hoe zij zich redden.

Ziet — dit zijnde feiten; en dit is ernstiger dan beuzelpraat of de omstandigheden wat „erg” of minder „erg” waren, of zelfs toelaatbaar. En als er vandaag den dag op de Zendingsschool Mlaten een paar onpartijdige onderwijsmannen komen, die klas voor klas onderzoeken wat de kinderen weten, dan zal men zien dat niet alleen die hoogste klasse, maar dat de   g e h e e l e   s c h o o l   den kinderen een onderwijs verschaft dat   b e n e d e n   p e i l   is.


***

Ons bezwaar nu tegen het onderzoek is, dat geen inspectie werd gehouden.

Onder „inspectie” verstaat men, dat de inspecteur hetzij zelf een klas neemt, hetzij in zijn aanwezigheid les laat geven. Dit heeft inspecteur De Munter niet gedaan; integendeel  — hij heeft dit onderzoek nagelaten. Daardoor ontbreekt ten departemente thans het voornaamste gegeven, namelijk over het gehalte, de vorderingen, en de kwaliteit van het onderwijs. Dit is een van de redenen, waarom alleen een ander onderzoek klaarheid kan brengen.

***

Het zal ons een voorrecht zijn, in een slotartikel eenige bouwstoffen voor dat nader onderzoek, en dan niet alleen het financieele, aan te brengen. De belemmeringen, die daaraan in den weg worden gelegd, zijn hinderlijk — maar baten zullen zij niet.

Een belemmering is het bijvoorbeeld, dat het ontslagen waarnemend schoolhoofd vóór haar vertrek haar leerlingen alle schoolwerk, alle schriften, alle huiswerk beeft laten inleveren. Dat alles is verscheurd, verdwenen en vernietigd.

Een belemmering is het, dat alle stukken en bescheiden uit de schoolbrandkast zijn meegenomen, zoodra de critiek zich deed hooren.

Een belemmering, dat de inspecteur van Onderwijs alle leerkrachten op handslag liet beloven, g e e n e r l e i   m e d e d e e l i n g e n   a a n   d e   p e r s   t e   d o e n...

Een belemmering was het, dat tijdens het onderzoek in iedere klasse het wd. schoolhoofd in de nabijheid bleef.

Die belemmeringen, van een soort welke reeds geruimen tijd geleden een bestuurslid, die niet tot den familiekring behoorde maar zich wel goed op de hoogte wilde stellen, deed aftreden   o m d a t   m e n   h e m   d e   g e v r a a g d e   g e g e v e n s   n i e t  v e r s c h a f f e n   w i l d e  —  zullen niet verhinderen dat volledige klaarheid wordt verkregen. Daartoe Maandag een slotwoord.

 

9-12-1930 De Semarangsche schoolkwestie.
(Krant: Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië)

De Semarangsche schoolkwestie.
Wij ontvingen van Dr. v. Oort, bestuurslid van de Holl. Chin. Zendingsschool een afschrift van een bedankbriefje, dat hij aan den heer Dietzel zond.
Ofschoon het niet de gewoonte is dat bedankbriefjes voor bestuurslidmaatschappen worden gepubliceerd, scheen het ons in het onderhavige geval wel gerechtvaardigd toe, dat aan dit bedanken een meer algemeene bekendheid werd gegeven.
Dr. van Oort dan schreef:
Ik zie mij genoodzaakt ontslag te nemen als bestuurslid der Zendingsschool, en wel om de volgende reden:
1ste Ik kan mij niet verklaren, dat de commissie uit ons bestuur, op de laatste jaarvergadering aan ons rapport heeft kunnen uitbrengen, dat boekhouding en financiën in orde waren.
2de Ik heb in een vorig schrijven aan u, toen de zaak met mej. van der Molen pas bekend werd, mijn lid blijven van dit bestuur afhankelijk gesteld van haar onmiddelijk ontslag. Het blijkt mij nu, dat zij naar ontslagbrief eerst zeer onlangs heeft gekregen.
3de Ik heb den uirdrukkelijken wensch geuit, dat gij het dagblad de Locomotief gerechtelijk zoudt aanklagen, zulks tot zuivering van u zelve en ons bestuur. Dit is niet geschied.
Deze drie punten hinderen mij dermate, dat ik mijn ontslag neem, Vooral het eerste punt weegt bij mij zwaar. Immers doordat ons geheele bestuur het uitgedachte rapport van de commissie goedkeurde, ben ik mede verantwoordelijk, terwijl ik mij niet kan begrijpen, dat deze commissie uit de haar ten dienste staande bescheiden een behoorlijk overzicht heeft kunnen verkrijgen. Verder samenwerken is hierdoor ónmogelijk. Ik zal deze drie punten aan de bladen mededeelen.
Met verschuldigde gevoelens, enz.

***

Naar wij vernemen zal ook de beer Diezel als voorz. van het schoolbestuur aftreden.

 

9-12-1930 Bouwstof
(Krant: De locomotief)

EEEN WOORD van meegevoel met het goedwillend deel van een falend Schoolbestuur blijft ongesproken. Zendelingen als Dietzel Sr. en Van der Veen wilden zeker het goede, stelliger voorzeker dan dr. Van Oort die thans midden in de moeiten aftrad; hun goede trouw staat vast, doch zij faalden in menig opzicht.

Evenmin worden de bittere gevoelens uitgesproken, die een reeks bezoeken wekken kan aan de armelijke wijken, waar Chineesche handwerkers en kleine handelaren wonen, die. voor vier, acht, tien moeilijk bespaarde guldens in de maand hun kinderen naar school sturen, e n   w i e r   o f f e r s   v e r g e e f s c h   zijn.

Over de gezinnen, die langen tijd zich veel ontzegden en die nu ervaren, dat hunne kinderen jaren achter zijn bij anderen wordt voorts gezwegen.

Thans alleen feiten.
Dan treft ons allereerst de merkwaardige positie van het schoolhoofd, Dietzel Jr. Deze ontvangt, naast zijn salaris, gelijk vermeld een toelage; zijn echtgenoote het hare als onderwijzeres; het schoolhoofd is tot het finacieel beheer gemachtigd. De heer Dietzel Jr. nu:

is eigenaar van vier bebouwde perceelen op Kopeng; heeft daar de gronden met recht van eigendom, bebouwd met flinke steenen huizen; is voorts eigenaar van twee nog onbebouwde perceelen op Kopeng, zijnde de beste bouwgronden aldaar gelegen langs den grooten weg; treedt zelf op als aannemer en bouwer; heeft alle huizen zelf gebouwd; bezigde daartoe een eigen vrachtauto voor vervoer van cement, werkvolk en bouwmaterialen; besteedt zijn verlof om zich verder in architectuur en bouwkunst te bekwamen, terwijl de gezamenlijke waarde zijner onroerende goederen rond f 40.000 zal bedragen.

Het spreekt vanzelf, dat deze bezittingen van een schoolhoofd, die op 1 Jan. 1927 juist f 450 per maand verdiende, slechts van verheugenden spaarzin en ondernemingslust getuigen. Doch de combinatie schoolhoof-grootgrondbezitter-aannemer-huizenbouwer is voor het onderwijs niet zonder bedenking.

Want als de heer Dietzel Jr. weer gronden kocht, zijne eigendommen op Kopeng vermeerderde, huizen bouwde, zich met leveranciers van steenen, kalk, cement en hout verstond, dagelijks op en neer ging tusschen zijn huis aan den Karrenweg en zijne huizen op Kopeng, zélf materialen vervoerde in auto en eigen vrachtauto — dan waren niet alleen zijne gedachten niet bij school, maar ook hij zelf niet. Dan stond — gij weet wat er met al dat verhuren en bouwen van huizen komt kijken! — de schooltelefoon niet stil; dan was de heer Dietzel Jr. ook onder de lesuren vaak en lang de stad in; dan ging de heer Dietzel Jr vroeg naar boven. Dan was de heer Dietzel Jr. in de eerste plaats exploitant van meerdere huizen, en grondenzoeker, en eigen bouwer, teekenaar, timmerman en metselaar, en in de laatste plaats verantwoordelijk hoofd eener overbevolkte school van 430 leerlingen....

***

Wellicht is het aan deze, laat ons zeggen, ietwat gesplitste aandacht te wijten, dat heer Dietzel Jr. reeds geruimen tijd geleden de school Mlaten zélf bouwvallig en ongeschikt vond, zich deswege tot de gemeente wendde om grond, zelfs een terrein kreeg toegewezen, aan Seteran, en vervolgens aan het rekenen sloeg en bevond dat de subsidiebepalingen voor een huurhuis toch voordeeliger uitkwamen.

***

Anderzijds kwam het goede zakeninzicht soms wel te stade. De verrassend groote toeloop van deze „zendings”-H.C.S. die, het zij herhaald, met het overig Christelijk Onderwijs niets uitstaande heeft, is behalve aan het scholentekort te danken aan de mededeeling, waarmede men in de Chineee kamp propaganda maakte, dat aan deze school onderwijs in de Chineesche taal gegeven zou worden.

Men weet, dat dit van vele Chineesche ingezetenen een hartewensch is. Zij vragen sinds lang om aan de H.C.S. althans als facultatief leervak het onderwijs in de Chineesche karakters op te nemen, een wensch waaraan het gouvernement nog niet kon voldoen. Toen bekend werd dat dit aan de Zendingsschool Mlaten wél zou gebeuren, zonden velen daarheen hun kinderen. En waarlijk, dit onderwijs is gegeven..... een paar maanden lang.

Toen verdween de zendeling, die het gaf, naar elders; en hoewel men wel een andere het hiervoor had kunnen vinden was het offer hiertoe blijkbaar te zwaar. De toeloop was er — het onderwijs in Chineesche karakters was er ..... geweest.

Evenals het onderwijs in het Fransch en in de Gymnastiek er was, doch het tot geregelde lessen nimmer bracht. De sporadisch en te hooi en te gras gegeven "Fransche les" is nutteloos; gymnastiek geeft men sinds lang niet meer.

Men kreeg er een tijdlang geld en schoolbezoek mede, men lokte er leerlingen mede, en de   s c h o o l z a a k   floreerde steeds beter. Het begrip "rendement van het onderwijs” kreeg daar een zeer letterlijken klank.

Zóó letterlijk, dat leerlingen der drie hoogste klassen met zachten, o, zoo zachten   d w a n g   gedwongen werden privaatlessen te nemen bij het wd. hoofd der school, onder aanzegging van mogelijke terugstelling en tegen contante betaling van een maand schoolgeld voor twee lesuren per week, die niet eens geregeld gegeven werden. Neen, met dat rendement was het in orde, daar op de Zendingsschool Mlaten.

Z e n d i n g s s c h o o l ?
Wel — drie-kwartier Bijbelsche geschiedenis per week. Zendelingen, brave goedwillenden in het bestuur — maar wie bracht zending op school?

Met een schoolhoofd alias aannemer, bouwer en pondokverhuurder, bijgestaan door toevallig-beschikbare deels tijdelijke leerkrachten en vervangen door een familielid dat haatzaaiende beleedigingen op het schoolbord schrijft?

„Zending”, als van eenige bewuste poging om de kinderziel te bereiken en van eenig spoor van contact met ouders en voogden geen sprake is?

„Zending”, als het wd. schoolhoofd in strijd met ieder reglement de" kinderen binnenhoudt voor strafwerk in de pauze?

„Zending", als het wd. schoolhoofd bij wijze van straf een der hoogste klassen verbiedt in de pauze het ontbijt te nuttigen en kinderen laat school blijven om ze na sluiting om half-één te vergeten?

„Zending”, als het hoogste geestelijk goed geboden wordt in den killen vorm van een plichtmatige drie-kwartier Bijbelles per week en men het zeer gewoon vindt als er dichtbevolkte klassen van vijftig leerlingen zijn, zonder één Christen?

„Zending”, als ouders U in bittere klachten komen vertellen dat niet alleen de thans door het eigenlijk bestuur alleen na strengsten last van hoogerhand ontslagen vervangster, maar het schoolhoofd zelf zich hard en krenkend gaan liet en zijne zienswijze over den Chineeschen volksaard zoodanig deed hooren, d a t   a a n k l a c  h t   e n   v o n n i s   e r   o p   v o l g d e n?

Neen tot het hart, tot den geest, tot het gemoed dezer vierhonderd kinderen strekte deze caricatuur der „zending" zich waarlijk niet uit.

***

Met het verstand ging het niet beter. Kortheidshalve noemen wij, zoo voor de hand weg, een aantal zorgvuldig onderzochte, met naam en toenaam ter beschikking van ieder e e r l ij k onderzoek gehouden, feiten:

  1. het werk van leerlingen, die van andere scholen kwamen, gaat na een half jaar op deze school zienderoogen en in ieder proefwerk controleerbaar achteruit;
  2. in ons bezit zijn taaldictaten van een der hoogste klassen met foutenmaxima op één klein velletje die verbluffend zijn en met een even verbijsterend fouten-gemiddelde;
  3. van de eenvoudigste rekensommen maakte in een der hoogste klassen de meerderheid der leerlingen meer dan de helft foutief;
  4. de teekenmethode, die op deze school, waarvan de leerlingen volgens hun milieu allereerst voor ambachts- en technische school bestemd zouden zijn, bestaat uit in schriften opgeschreven lessen en voorbeelden, primitief, verward en onduidelijk terwijl de modellen om naar te teekenen ontbreken en het verstrekte teekenpapier een goedkoop soort pakpapier is;
  5. leerlingen, die het geluk hebben naar een andere school te kunnen overgaan, komen daar onveranderlijk in een lagere klasse; ons zijn gevallen bekend waarin zij zich ook in die lagere klasse niet konden handhaven en dus twee jaar achter bleken;
  6. tot een Mulo of andere inrichting kon nog nimmer één leerling van deze H.C.S. worden toegelaten;
  7. de begrippen van aardrijkskunde zelfs in de hoogste klassen zijn, ook wat Indië betreft, blijkens proefwerk allergebrekkigst; het schrijven, anders op de H.C.S. vrij goed, is op deze school slecht en beneden peil;
  8. niettemin varieeren de schoolgelden van f 4 per leerling per maand tot f 11,75 voor 3 leerlingen, voor velen vermeerderd met „vrijwillige” privaatlessen

en nòg kunnen de kinderen op geen andere gelijkwaardige inrichting terecht en moeten zij voor alle verdere scholen afgewezen worden. Het tekort aan warmte zou desnoods vergeven kunnen worden als het onderwijs zeer goed was; omgekeerd zou slecht onderwijs verzacht worden als een geest van geloof en liefde heerschte en geld ontbrak. Maar hier was een hartelooze verzaking van den plicht tot opvoeding en vorming, èn slecht onderwijs. En wel geld.

***

Het is met het geld dezer vereeniging een ingewikkelde zaak. Zij verschaft — dit is duidelijk — aan de naastbetrokkenen een goed bestaan dat, ware het overige in orde, zeker niemand hun misgunnen zou. Noch het salaris, noch de emolumenten.

De vereeniging houdt geld over. Zij ontvangt de laatste jaren aan subsidies, donaties en schoolgelden méér, dan zij uitgeeft. Dit is echter, volgens de bepalingen, op zichzelf niet ongeoorloofd. De subsidies van den lande zijn zóó ruim, dat sommige vereenigingen de eene school bouwen met wat zij op de andere overhielden. Dat mag.

Wat niet mag, is de school exploiteeren. Art. 3 sub 14 van de subsidie-ordonnantie W.L.O. 1924 zegt: de school wordt niet gehouden als winstgevend bedrijf. Dit wordt nu, wat de rendabele zendingsschool Mlaten betreft, onderzocht; en dat zal lastig genoeg zijn. Want. . . en nu komen er weer een paar punten:

  1. de financieele administratie is geheel onduidelijk en niet te overzien;
  2. de penningmeester kan de noodige boeken en bescheiden niet produceeren en dit wordt verklaard, doordat het schoolhoofd die met zijn verlof mee naar Europa heeft genomen. Blijkbaar om gezelschap te hebben;
  3. de contrôle van bestuur over boekhouding en financiën was gering, doordat de betreffende commissie zich met de schetsmatigste gegevens tevreden stelde;
  4. het thans afgetreden bestuurslid dr. Van Oort voert als voornaamste reden tot ontslag aan, dat hij zich niet kan verklaren hoe deze commissie de financiën kon goedkeuren terwijl de ten dienste staande bescheiden geen behoorlijk overzicht gaven;
  5. maar ieder bestuurslid die vóór deze openbaarheid zich die vraag stelde en niet, ais dr. Van Oort, achteraf, bevond zijn poging om meer inzicht in de financiën te verkrijgen vergeefs;
  6. toen verleden jaar een bestuurslid, een in Christelijke kringen in Semarang vooraanstaand ingezetene, omtrent allerlei financieele en administratieve punten geen klaarheid vond, en zich op de hoogte wilde stellen omdat hij een onbehaaglijk gevoel verkreeg, werd hij van het kastje naar den muur gestuurd en de verlangde inzage kreeg hij niet;
  7. dit bestuurslid is dan ook afgetreden, omdat hij niet medeverantwoordelijk wilde blijven voor een vereeniging, waarvan het geldelijk beheer onduidelijk bleef en zélfs voor een ernstig bestuurslid niet werd opgehelderd;
  8. de zekerheid bestaat, dat men op de subsidies en de schoolgelden, vermeerderd met wat voor het nobele doel nog werd opgehaald aan bijdragen, overhield. Maar een verantwoording omtrent het bedrag en de aanwending dezer gelden, ontbreekt;
  9. in dit opzicht draagt de inspecteur geen verantwoordelijkheid, want gebruik makend van de bepaling dat men 5 percent op de subsidies laat korten, ontsloeg men zich van de contrôle van landswege, zoodat voor het financieel „beheer” alleen het bestuur en het, zooals wij meldden, volledig gemachtigd schoolhoofd verantwoordelijk zijn;
  10. men heeft met een deel van het overgehouden geld het begin van een schooltje opgezet te Salatiga, doch daaraan kan slechts een beperkt deel besteed zijn;
  11. het onderzoek wordt bemoeilijkt doordat een deel der bescheiden in Europa moet zijn; een ander deel, uit de schoolbrandkast gehaald, is onderzocht doch geeft geen afdoende gegevens — en het uitstel van eenige maanden kan de duidelijkheid straks niet ten goede komen....
  12. een geregelde boekhouding over de laatste jaren, waarin nauwkeurig alle ontvangsten aan subsidie, donaties, schoolgelden en bizondere lesgelden, zoomede van alle uitgaven aan salarissen, toeslagen, onderhoud en leermiddelen behooren te zijn aangeteekend,   o n t b r e e k t.

Men zal nu uitzoeken waar het geld gebleven is; en dat wordt nu een zeer lastige zaak. Men moet hopen, dat dit onderzoek ernstiger zal worden opgevat dan het algemeene, dat door den Inspecteur van Onderwijs werd ingesteld.

***

Dit laatste was niet ernstig. Men moet betreuren, dat de heer De Munter het besef zijner mede-aansprakelijkheid, verscherpt door het bewustzijn dat hij op de Zendingsschool Mlaten tevoren zeer zelden kwam, onbewust zóó op zich liet inwerken, dat hij zichtbare fouten in het zachte licht der verschooning zag, en onzichtbare liet rusten.

Zoo werd-—maar weer een paar feiten—:

  1. op den dag van het eerste onderzoek de onderwijzeres der zesde klasse, die volledig op de hoogte was van het voorgevallene, naar de vijfde klasse overgeplaatst;
  2. deze onderwijzeres niet naar de toedracht gevraagd;
  3. de ondervraging der leerkrachten ook later gehouden terwijl het wd. hoofd in de buurt was;
  4. een algemeene vergoelijking gesuggereerd, zoo van: kom, kom, vindt U dat nu zoo erg;
  5. een onderzoek bij de leerlingen niet gehouden;
  6. een onderzoek van grieven en klachten van ouders en voogden, hoewel zij zelfs voor den buitenstaander bij stapels beschikbaar zijn, achterwege gelaten;
  7. een onderzoek naar het peil van het onderwijs niet gehouden;
  8. een schoolinspectie met zorgvuldig onderzoek der gemaakte vorderingen, niet gehouden.

Men kan dit nu nog een onderzoek noemen, maar dan is dit toch wel een gewaagd euphemisme.

Wanneer wij nu, indachtig aan de feiten dat noch de mislukking der hoogste klasse, noch het notoire feit dat de leerlingen voor ieder examen zakten, noch de klachten van ouders daarover, noch de mededeelingen van een onderwijzeres, die ontslag nam omdat zij de bedorven atmosfeer niet verdragen kon, noch de veroordeling van het schoolhoofd, noch de bekende onderwijsresultaten dezen Inspecteur van Onderwijs aanleiding tot zelfstandig onderzoek gaven, het verloop van dit onderzoek psychologisch verklaren, is dat zeer mild. Slechte gedachten moet men weren.

Maar eenige waarde kennen wij aan dit onderzoek niet toe.

***

Hiermede wordt het triest relaas besloten. Het is uitvoerig geweest, allereerst omdat locale en incidenteele misstanden opgehelderd en weggeruimd moeten worden, en mede omdat ons de pogingen om zakelijke aanwijzing daarvan te desavoueeren hebben gehinderd. De wenseh om onrecht te herstellen en het algemeen belang te dienen is blijkbaar sommigen zóó ver en vreemd, dat men klaagt en murmureert niet tegen hen die grievende beleedigingen op een schoolbord schrijven en niet tegen hen, die een slechte school onduidelijk beheeren, maar tegen hen die daarop wijzen. Het is een plicht en een genoegen, dien geest te hekelen.

Doch van even groot belang is de algemeene kant der zaak.
Deze feilen van schoolbeheer en dit falen van den Inspecteur van Onderwijs zijn incidenteel. Doch algemeen zijn deze feiten:

  1. dat men van landswege tekortschiet inde taak om voor de Chineesche ingezetenen het goede onderwijs, dat zij wenschen en waarvoor zij toonen offers te kunnen brengen, in voldoende mate te verschaffen;
  2. dat de tegenwoordige subsidieregeling voor het bizonder onderwijs ruimte laat ten eerste voor een aan ieder toezicht onttrokken financieel beheer en ten tweede tot het kweeken van overschotten.

Wanneer oprichting van goede Hollandsch-Chineesche scholen en wanneer een doeltreffende wijziging der subsidie-ordonnanties bevorderd worden door dit Semarangseh schoolgeval, dan draagt een pijnlijke en onverkwikkelijke zaak nog goede vruchten.

 

10-12-1930 SEMARANG'S SCHOOL SCHANDAAL. Geen Nieuwe Gezichtspunten
(Krant: Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië)

Men weet uit ons blad van jl Maandag, dat de Locomotief haar beschuldigingen betreffende de technische en hygiënische outillage van de Christelijke Hollandsch-Chineesche school van den Duitschen zendeling Dietzel op Mlaten te Semarang, zoomede ter zake van de kwaliteit van het op die school gegeven onderwijs, onverminderd handhaafde, en daar bovendien nog een nieuwe beschuldiging aan toevoegde in den vorm van het verwijt, dat het onderzoek van den Onderwijs-Inspecteur A. J. de Munter niet onpartijdig en evenmin doeltreffend was geweest.
Bij informatie op het Departement van Onderwijs bleek ons heden-morgen, dat men daar de beschuldigingen van het Semarangsche orgaan als ongemotiveerd afwijst, en het door den heer A.J. de Munter uitgebracht rapport over de gewraakte schooltoestanden als het   d e f i n i t i e f   r e s u l t a a t   van het gehouden onderzoek wil aanvaarden, uiteraard met dien verstande, dat het nog uit te brengen rapport van den Gouvernements-Accountants-dienst over het financieel beheer, een afzonderlijke beschouwing vereischt.

De vraag, welke het Volksraadslid Kan over deze school-affaire aan de Regeering stelde, zal derhalve op grond van de gegevens uit het rapport-De Munter beantwoord worden, terwijl dit rapport zelve eveneens aan den Volksraad zal worden overgelegd.

Uit een en ander valt wel af te leiden, dat de opdracht tot het instellen van een nieuw onderwijs-technisch onderzoek van de zijde der Departementsleiding   n i e t   te verwachten is.

 

13-12-1930 Semarang's School-Schandaal. Het Rapport naar de Regeering.
(Krant: Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië)

Naar wij vernemen, wordt het rapport van den Onderwijs-Inspecteur A. J. de Munter betreffende het onderzoek naar de gepubliceerde misstanden op de Christelijke Hollandsch-Chineesche school op Mlaten te Semarang, a. s. Maandag door het Departement van Onderwijs naar de Regeering gezonden.

De vraag van het Chineesche Volksraadslid, den heer Kan, over deze geruchtmakende school-affaire, zoomede zijn vraag over de maatregelen van de Regeering tegenover de onderwijzeres, die onlangs in de 6de klasse van die school strafwerk aan de leerlingen opdroeg, dat van kwetsenden aard was voor de Chineesche bevolkings-groep in het algemeen, — zullen door de Regeering gelijktijdig beantwoord worden.

Op de eerstgenoemde vraag luidt het antwoord, dat het onderwijs op de Semarangsche school aan billijke eischen voldoet, ofschoon niet ontkend wordt, dat er op sommige punten geen aanleiding tot critiek zou wezen. Voor het overige wordt de aandacht van den Volksraad gevestigd op den inhoud van het rapport-De Munter, dat vrij wel in extenso (17 getypte folio's) gepubliceerd zal worden.

Het antwoord op de andere vraag is intusschen reeds door de feiten achterhaald. De betrokken onderwijzeres — een dame van middelbaren leeftijd met vele Hollandsche dienstjaren, doch pas zeer kort in Indië — is op last van het Departement door het Schoolbestuur ontslagen, waarna zij weer naar Nederland is teruggekeerd.

Het financieel onderzoek, waarmede enkele dagen geleden door den Gouvernements-Accountants-Dienst op verzoek van het Departement van Onderwijs begonnen werd, zal inmiddels nog geruimen tijd in beslag nemen, en kan te zijner tijd nog ver-strekkende gevolgen hebben, mede van strafrechterlijken aard.

 

22-12-1930 Semarang's School Schandaal. Vertraagde Rapport-Indiening
(Krant: Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië)

Naar wij vernemen, heeft het rapport van den onderwijs-Inspecteur A. J. de Munter over de gewraakte misstanden op de Christelijke Hollandsch-Chineesche school van den Duitschen zendeling Dietzel te Semarang, dat reeds 15 December jl. bij de Regeering zou worden ingediend, het Departement van Onderwijs nog niet verlaten.
Men deelde ons mede, dat deze vertraging het gevolg was van nieuwe publicaties in de Pers over de Semarangsche school-affaire waarin speciaal de waarde van het door den heer De Munter gehouden onderzoek betwist werd, hetgeen een weerlegging van officieele zijde wel gewenscht maakte.
Het rapport werd om die reden nog eens herzien en op sommige punten aangevuld, en het zal nog vóór Kerstmis bij de Regeering worden ingediend, zoodat de overlegging aan den Volksraaad geen vertraging zal behoeven te ondervinden.
Over het accountants-onderzoek in de school-boekhouding valt voorloopig nog niets mede te deelen.

 

14-1-1931 De Mlaten-schoolkwestie.
(Krant: Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië)

Wij vernemen van Chineesche zijde, dat een aantal leerlingen van de Holl. Chin. zendingsschool bezwaren heeft geopperd tegen het heengaan van een der vrouwelijke onderwijskrachten aan de school. Volgens onze bron zou deze „leerlingen-staking" door de ouders geinspireerd zijn, omdat men in twee vrouwelijke onderwijskrachten de menschen ziet, die de Mlatensche schoolzaak aan het rollen brachten. Ouders en leerlingen zouden niet wenschen — zoo heet het — dat de onderwijskrachten nadeel zouden ondervinden in aen vorm van ontslag....
Wij willen aan dit bericht slechts de opmerking toevoegen dat—indien de mededeeling juist mocht zijn — het herstel van de tucht onder de leerlingen dringend geboden is en dat de heer Dietzel, die gisteren zijn lessen heeft hervat, bij het herstel van dien tucht een strenge hand zal moeten gebruiken.

 

7-2-1931 Kop: Semarang's School-Schandaal. Late Publicatie van het Rapport-De Munter. — Geen Aanmerkingen van Onderwijs-technischen en School-hygiënisch en Aard. — De School-Administratie is echter in de War, en vereischt Onderzoek.
(Krant: Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië)

Semarang's School-Schandaal.
Late Publicatie van het Rapport-De Munter. — Geen Aanmerkingen van Onderwijs-technischen en School-hygiënischen Aard. — De School-Administratie is echter in de War, en vereischt Onderzoek..

Het rapport van den Semarangschen Onderwijs-Inspecteur, den heer A. J. de Munter, over de toestanden op de Christelijke Hollandsch-Chineesche School van den Duitschen zendeling Dietzel te Semarang—waarin de Locomotief op 15 November 1930 aanleiding vond tot de publicatie van een reeks ernstige beschuldigingen —is eerst nu in den vorm van een Nota van het Departement van Onderwijs bij den Volksraad ter inzage gelegd.

Reeds op 1 en 2 December 1930 heeft de betrokken Onderwijs Inspecteur te Batavia met de Departements-leiding over de resultaten van zijn onderzoek geconfereerd, en een uitvoerige toelichting gegeven op zijn rapport, dat thans — ruim twee maanden later —in vrijwel ongewijzigden vorm den Volksraad bereikt.

Medio December werd de indiening van het rapport bij de Regeering — naar men ons destijds mededeelde — vertraagd door nieuwe publicaties in de Pers, waarin de waarde van het officieele onderzoek zoodanig betwist werd, dat een weerlegging van die critiek wenschelijk werd geoordeeld.
In het rapport, zooals het thans vóór ons ligt, komt echter niets van dien aard tot uiting, zoodat wij de vraag, waarom de publicatie van het rapport twee maanden vertraging ondervond, eenvoudig onbeantwoord moeten laten.

***

Den inhoud van het rapport kunnen wij, in het kort, als volgt samenvatten :
Het onderzoek, dat de heer A. J. de Munter op de Hollandsch-ChineescheZendings-school op last van den Directeur van Onderwijs instelde, duurde van 17 tot en met 22 November, en bij het bezoek van den Inspecteur waren aan die school verbonden: twee hoofd-onderwijzeressen. vijf onderwijzeressen en één mannelijke leerkracht, terwijl de school destijds 430 leerlingen telde.
Het gebouw, waarin de school op Mlaten gevestigd is, bestaat ongeveer 50 jaar, maar het ziet er niet verveloos, vermolmd en bouwvallig uit, terwijl het Hoofd van den Plaatselijken Gezondheidsdienst kan verklaren, dat de lokaliteiten aan redelijke eischen voldoen.
Verlichting, ventilatie en ruimte zijn in de meeste - lokalen ruim voldoende. Het lokaal voor de derde klasse, die 42 leerl: telt, is inderdaad geheel ingebouwd, maar door een doelmatige kap-constructie zeer ruim van licht en lucht voorzien.
In het gansche gebouw bleken slechts drie ruiten gebroken, en op een totaal van 166 schoolbanken waren er slechts vier, die een kleine reparatie behoefden.
Door twee leerkrachten was geklaagd over den stank der privaten, en de school-bediende beweerde, dat er alleen om de veertien dagen een flesch carbol werd verstrekt. Ofschoon het fungeerend schoolhoofd zulks hardnekkig ontkende, heeft de Inspecteur zich niet kunnen onttrekken aan den indruk, dat het niet de school-bediende was, die hier ongelijk had. De klagende leerkrachten hadden zich echter rechtstreeks kunnen wenden tot het School-bestuur, dat dan onverwijld afdoende maatregelen had kunnen nemen.
Leermiddelen, schrijf- en teeken-behoeften waren zoowel kwalitatief als kwantitatief in voldoende mate aanwezig, en de school bleek uitgerust op een wijze, die menige andere onderwijs-instelling haar kan benijden, terwijl er van de gevolgde onderwijsmethoden geen enkele als verouderd beschouwd kon worden.
Ook het leerplan werd door den Inspecteur in orde bevonden, doch met de bestaande personeels-formatie kon hij zich niet vereenigen, niet alleen wegens het tekort aan mannelijke leerkrachten, maar vooral ook omdat de bezetting in verhouding tot het groote leerlingen-tal te klein is, en ten minste met één nieuwe leerkracht moet worden uitgebreid.
Het werd door den Inspecteur onjuist geoordeeld om de school, onmiddellijk na de alarmeerende berichten over deze inrichting, aan een inspectie te onderwerpen. Daarvoor was het tijdstip allerminst gunstig, daar zoowel de leerlingen als het onderwijzend personeel in een staat van opschudding verkeerden.
Nu het Schoolhoofd, de heer Dietzel Jr., inmiddels van verlof uit Europa is teruggekeerd, is een inspectie echter spoedig te verwachten.
Ten aanzien van de gepubliceerde klachten over de resultaten van het gegeven onderwijs wordt opgemerkt, dat men hier te doen heeft met een jonge school, waaraan eerst medio 1929 een zevende klasse werd toegevoegd.
Dat met deze klasse geen examen-successen geboekt konden worden, behoeft geen verwondering te wekken als men weet, dat een deel der leerlingen, waaruit zij was samengesteld, een veel te korten leertijd achter den rug had, terwijl de overige leerlingen van diverse andere scholen afkomstig waren, terwijl hun ongelijke ontwikkeling uiteraard het peil der klasse nóg meer omlaag drukte.

***

Ten slotte vinden wij in het rapport een uitvoerige bespreking van het financieel beheer, dat met een generale volmacht gevoerd werd door den heer Dietzel Jr., die bij zijn vertrek naar Europa enkele kasboeken meenam, welke zouden moeten dienen voor den aanleg van een zoogenaamd grootboek.
Uit het onderzoek van de wel aanwezige bescheiden bleek intusschen, dat het Schoolhoofd Dietzel zoowel in Augustus als September 1930 een bedrag ontving van f 205.— voor het geven van onderwijs in Engelsch en gymnastiek, en dat het salaris van Mej. E. van der Molen — die was aangesteld op Gouvernementeele voorwaarden — f 50.— meer bedroeg, dan zij op hetzelfde tijdstip als onderwijzeres bij het openbaar lager onderwijs verdiend zou hebben.
Volgens verklaringen, afgelegd door leerlïngen, heeft de heer Dietzel echter na afloop van den cursus 1928-1929 gèèn onderwijs in gymnastiek meer gegeven, en van Juli 1930 tot zijn vertrek in September, slechts éénmaal per week een half uur Engelsche les in de zesde klasse.
De gymnastiek-toelage van het Schoolhoofd bleek voorts — zij het in den vorm van een lager maandelijksch bedrag — reeds te dateeren van April 1928, terwijl zijn toelage voor Engelsche lessen — waartoe hij niet bevoegd' is ! — voor het eerst werd uitbetaald in Juli 1929 en precies een jaar later verdubbeld werd, namelijk door een verhooging van 50 tot 100 gulden per maand.
Evenwel kon men noch aan de-hand van eenig Bestuurs-besluit, noch uit de Notulen van eenige Bestuurs-vergadering, aantoonen, dat de heer Dietzel opdracht had om les te geven in Engelsch en gymnastiek!
Uit een en ander valt wel af te leiden — aldus lezen wij verder in het rapport — dat een nader onderzoek in zake het administratief beheer, en de wijze waarop over een deel der geldmiddelen werd beschikt, gewenscht is.
Gelijk men weet, is dit financieel onderzoek intusschen reeds door den Gouvernements Accountants-Dienst ter hand genomen, en ook de resultaten hiervan zullen te zijner tijd door de Regeering aan den Volksraad bekend gemaakt worden.

 

12-5-1931 Gemengd Indisch Nieuws. Semarang's School-Schandaal. Onderzoek bijna Voltooid.
(Krant: Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië)

Naar wij vernemen, is het onderzoek van den Gouvemements Accountants-Dienst naar het financieel beheer, zooals dat werd uitgeoefend door den heer Dietzel Jr. als Hoofd van de Christelijke Hollandsch-Chineesche School op Mlaten te Semarang, thans zoogoed als voltooid, en het rapport zal tegen het einde van deze maand door tusschenkomst van het betrokken Diensthoofd, den heer W. de Vries Gzn., bij den Directeur van Onderwijs worden ingediend.
Tegelijkertijd verwacht men op het Departement van Onderwijs nog een tweede rapport van den Semarangschen Onderwijs-Inspecteur, den heer A. J. de Munter, over de kwaliteiten en resultaten van het op die school gegeven onderwijs. Met de schoolinspectie, welke daarvoor noodig is, wordt deze week een begin gemaakt.
Het eerste rapport-De Munter, hebben wij -- naar men zich herinnert — in ons blad van 7 Februari jl. in hoofdzaken gepubliceerd.

 

4-6-1931 DE HOLL. CHIN. ZENDINGSSCHOOL. (Accountantsrapport)
(Krant: Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië)

Accountantsrapport.
De gouvernements accountant de heer den Duik, die belast was met instellen van een accountantsonderzoek, naar het beheer van de Holl. Chin. Zendingsschool op Mlaten, is met zijn arbeid gereed gekomen. Heden heeft hij een uitvoerig accountantsrapport ingezonden aan het hoofd van zijn dienst. De accountantsdienst zal het rapport overleggen aan het departement van onderwijs, dat het aan den Volksraad zal doen toekomen.

Inspectie.
Naar wij vernemen hebben de heeren de Munter, inspecteur en Clavimans adj. inspecteur van het W. L. O. enkele dagen geleden een grondige inspectie gehouden van de bedoelde Holl. Chin. Zendingsschool.
Het bleek dat de leermiddelen zich in zeer goeden staat bevonden, dat het onderwijs niet minder was dan op soortgelijke onderwijsinrichtingen en dat al het mogelijke werd gedaan om het geconstateerde teveel aan leerlingen geleidelijk te verminderen.
Het totaal aantal leerlingen is in de laatste maanden met 105 teruggeloopen.
Van de 12 leerlingen, welke onlangs toelatingsexamen deden voor de Mulo school zijn er drie geslaagd voor de eerste klasse Mulo en twee voor de vóórklasse. Dit resultaat is — in aanmerking genomen het korte bestaan van de school — vrij gunstig. Vanzelfsprekend heeft de inspectie wel aanleiding gegeven tot eenige opmerkingen, maar van bijzondere beteekenis waren die opmerkingen niet.
Er zijn — zoo werd ons verzekerd — wel scholen waar de toestanden minder gunstig zijn!

 

24-7-1931 DE MLATEN-SCHOOLKWESTIE. Regeeringsantwoord
(Krant: Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië)

Regeeringsantwoord.
De gouvernementssecretaris richtte een brief aan den Voiksraadsvoorzitter, ten vervolge op de regeeringsmededeeling van 3 Febr. jl. inzake de Mlaten-schoolkwestie.
De gouvernementssecretaris deelt op last van den gouverneur-generaal mede, dat het accountantsonderzoek van de schooladministratie uitwees dat er talrijke tekortkomingen waren.
Uit het onderzoek is o.m. komen vast te staan, dat in de betrekkelijke subsidie-aanvragen onjuiste gegevens zijn opgenomen, zoodat in strijd is gehandeld met de ook op die aanvragen uitdrukkelijk opgenomen verklaring, dat die „naar waarheid" moeten zijn opgemaakt. Zij kunnen dus niet worden geacht te voldoen aan de voor subsidie gestelde „voorwaarden”, bedoeld in artikel 1, lid 1, van de Subsidie-ordonnantie Westersch Lager Onderwijs, zoodat de daarop verleende bijdragen, strikt genomen, zonder meer dienen te worden teruggevorderd.
Evenwel heeft de Landvoogd er de voorkeur aan gegeven met het treffen van een zoodanigen maatregel nog te wachten, totdat zal zijn beslist, of de geincrimineerde handelingen wellicht ook tot strafrechterlijke consequenties aanleiding geven.
In verband hiermede heeft de Gouverneur-Generaal den Directeur van Onderwijs en Eeredienst gemachtigd de zaak in handen te stellen van het openbaar ministerie ter overweging of ter zake termen bestaan tot het instellen van een strafvervolging, terwijl voorts de noodige maatregelen zijn getroffen om de verdere subsidieering van de onderwerpelijke school te staken, totdat ten genoegen van de Regeering zal zijn aangetoond, dat eventueele nieuwe bijdragen geheel overeenkomstig de subsidievoorschriffen zullen worden aangewend.

***


Aneta seint ons d.d. heden uit Batavia, dat de onderwijsinspecteur in algemeenen dienst, de heer van Dijk, op verzoek van den directeur van onderwijs naar Semarang zal vertrekken om een onderzoek in te stellen in verband met de noodzakelijkheid dat de leerlingen van de Holl. Chin Zendingsschool ook na de stopzetting van de subsidie onderwijs blijven ontvangen. Reeds werden van diverse organisaties verzoeken ontvangen om de school te mogen overnemen, doch dit moet nader onderzocht worden, in afwachting waarvan de regeering waarschijnlijk de exploitatie van de school tijdelijk voor haar rekening zal nemen.

***

Naar wij vernemen heeft het bestuur van de Hollandsch Chineesche Zendingsschool op Mlaten met ingang van heden aan het tijdelijk personeel van de school met ingang van 1 Augustus a. s. ontslag verleend. Het betreft hier vier onderwijzeressen en een onderwijzer. Aan de school blijven verbonden de heer en mevrouw Dietzel en een onderwijzeres, aangezien deze tot het vaste personeel behooren.
Voorts vernemen wij dat de heer van Dijk, onderwijsinspecteur in algemeenen dienst het plan heeft volgende week naar Semarang te komen om de kwestie met het bestuur van de school nader te regelen. Het departement wenscht namelijk dat de school voorloopig zal voortwerken op kosten van het gouvernement, terwijl men de mogelijkheid onder de oogen wil zien om de school aan een andere organisatie over te dragen.
Dit laatste bevreemdt ons uitermate. De school en al wat daar in is en daarbij hehoort is het eigendom van de schoolvereeniging en het gouvernement heeft geen enkel recht om op overdracht of afstand van dat eigendom ook maar eenige pressie uit te oefenen.
Vóór 1927 heeft de Zendingsschool zonder gouvernementssubsidie bestaan en wij zien niet in, waarom zij na de intrekking van de subsidie, niet zou kunnen voortbestaan.
Het ontslag van de 5 tijdelijke leerkrachten wijst reeds in die richting. Bij het intrekken van de gouvernementssubsidie behoeft men immers niet langer aan de eischen van het gouvernement te voldoen en kan men de school voortzetten met 3 gediplomeerde en een vijftal ongediplomeerde leerkrachten, die slechts kleine salarissen ontvangen.
Wij gelooven dat de reis van den heer van Dijk niet alleen overbodig is, maar ook onjuist!
Het departement ging veel te ver toen het de subsidie opschortte en het sprak daarmee een veel te zwaar vonnis uit over het H.C.S. bestuur. Na de intrekking van de subsidie beseft het plotseling dat het door dezen daad het onderwijs van 325 Chineesche kinderen in ernstig gevaar heeft gebracht en wil het met lapmiddelen etc. aankomen.
Naar onze meening zou het bestuur van de H.C.Z S. thans een waardige houding aannemen indien het alle hulp van het departement en ook de verdere departementale inmenging in de particuliere zaken van het schoolbestuur van de hand wees.
Over „verkwanselen" van de school aan een andere vereeniging spreken we maar niet verler: het zou ons al zeer bevreemden indien het schoolbestuur daartoe geneigd was!

DE HOLLANDSCH CHINEESCHE ZENDINGSSCHOOL „MLATEN.” De heer Dietzel Jr. geschorst; onderwijs van landswege voortgezet

31-7-1931 DE HOLLANDSCH CHINEESCHE ZENDINGSSCHOOL „MLATEN.” De heer Dietzel Jr. geschorst; onderwijs van landswege voortgezet
(Krant: De locomotief)

Naar wij vernemen is hangende het verder onderzoek het hoofd van de H.-C. Zendingsschool „Mlaten”, de heer Dietzel Jr., door het schoolbestuur geschorst.
Tijdens deze periode zal de school van landswege worden beheerd.
Als wd. hoofd treedt op de heer Kelling, hoofd van de 3e openbare school te dezer stede.
Door deze regeling is thans voortzetting van het onderwijs verzekerd. Zooals men weet werd de subsidie voor de Holl.Chin. Zendingsschool „Mlaten”, waarzoo ernstige misstanden aan het licht traden, na het officieele onderzoek ingetrokken.
Een verder onderzoek met name inzake de financiën wordt nog voortgezet.
Door de —overigens zeer juiste—intrekking van de subsidies ontstond natuurlijk de vraag, of en zoo ja op welke wijze het onderwijs zou worden voortgezet. Aan de meeste onderwijskrachten werd door het bestuur reeds den dienst opgezegd per 1 Augustus.
Thans is opnieuw van landswege zeer juist ingegrepen. Het schoolbestuur schorste het hoofd en droeg het beheer voor deze periode over aan den lande, waardoor voortzetting van het onderwijs wordt verzekerd.
Vóórdat het bovenstaande bekend was werd ons nog met verzoek tot plaatsing aangeboden een uiteenzetting namens de afdeeling Semarang van het N. I. O. G. Zij luidt als volgt:
Door de intrekking van de subsidie van de Holl. Chin. Zendingsschool „Mlaten” is het gevaar niet denkbeeldig, dat een groot aantal Chineesche kinderen bij hun onderwijs de treurige gevolgen van een en ander zullen ondervinden. Een school kan zonder subsidie niet bestaan van de opbrengst der schoolgelden, tenzij men het gediplomeerde personeel, dat behoorlijk betaald dient te worden, vervangt door goedkoope krachten zonder acte. Zoo niet, dan is men wel verplicht, de school te sluiten. Op beide manieren werden de leerlingen de dupe.
Op initiatief van de plaatselijke afdeeling van het N.I.O.G. zullen de volgende week petitionnementslijsten onder de Chineesche ingezetenen circuleeren, waarbij aan den directeur van Onderwijs verzocht wordt, zoo spoedig mogelijk aan dezen noodtoestand een einde te maken, door te Semarang zoo spoedig mogelijk nog een Openbare Holl.- Chin. School te doen openen, die in de eerste plaats bestemd zal zijn voor de Mlattensche slachtoffertjes. Het is de Afdeeling onverschillig, of deze school zal staan onder beheer van het Gouvernement dan wel van de Gemeente Semarang, die ook reeds meerdere scholen heeft.
Eenige Chineesche onderwijzers zullen met de lijsten rondgaan. Wanneer men niet aangezocht is, en toch wil teekenen, kan men zich wenden tot den heer Thio lng Lok, p/a het hoofd der Gouv. Holl.-Chin. School no. 1, Mlatten hoek Pandean.
We eindigen met de hoop uit te spreken, dat vele Chineesche ouders deze gelegenheid zullen aangrijpen, om de regeering duidelijk te maken, welk soort onderwijs zij het liefst voor hun kinderen wenschen.
Tot zoover de plaatselijke afdeeling van het N.I.O.G., die hiermede goed werk doet. Zooals wel vanzelf spreekt, moet gezorgd worden voor het onderwijs voor de meer dan 300 kinderen, die op de „Mlaten”- school zijn. Daar eenerzijds alle beschikbare ruimte op de plaatselijk H.C.S.-sen gevuld is, terwijl anderzijds de kinderen zélfs wanneer het „Mlaten”-bestuur de exploitatie zonder subsidie voortzette (uiteraard met ongediplomeerde krachten) daarmede toch niet geholpen zouden zijn — zij hebben goed en deugdelijk Hollandsch-Chineesch onderwijs noodig — is inderdaad de noodzakelijkheid ontstaan daarvoor te zorgen.
Wij vernamen, dat ook in Chung Hwa Hui-kringen gedacht wordt aan eventueele oprichting van een gesubsidieerde H.C.S.; een andere oplossing is de oprichting van een openbare H.C.S. van landswege. Gezien de zeer goede wijze, waarop hangende het verder onderzoek de voortzetting van het onderwijs is verzekerd, mag vertrouwd worden dat een definitieve omzetting in een openbare H.C.S. mogelijk is.

 

31-10-1931 SCHEIDSGERECHT
(Krant: Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië)

De heer P. A. Dietzel, ontslagen hoofd van de Holl.-Chin. Zendingsschool op Mlaten heeft tegen dat ontslag bezwaar gemaakt en een scheidsgerecht aangevraagd. Naar wij vernemen is dat scheidsgerecht op grond van Staatsblad No. 14 van het jaar 1924, thans gevormd.
Daarin hebben zitting genomen de heeren Bertsch, ass. res., als voorzitter en Mr. Boelen en de heer A. J. de Munter als leden.
Deze commissie zal geheel onafhankelijk van het justioneel onderzoek in de Holl. Chin. schoolkwestie — welk onderzoek nog altijd niet is gesloten — de gronden nagaan waarop het ontslag aan den heer Dietzel is verleend.

Bron:
SCHEIDSGERECHT.. "Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië". Semarang, 31-10-1931, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:002764115:mpeg21:p00003

 

Datum: 15-1-1932 DE ZAAK-DIETZEL. Ontslag gehandhaafd
(Krant: Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië)

DE ZAAK-DIETZEL
Ontslag gehandhaafd. Men zal zich de bekende Mlaten-scboolkwestie herinneren, die de Semarangsche gemoederen ruim een jaar geleden in beroering bracht. Als gevolg van deze kwestie werd aan het waarnemend Schoolhoofd, mej. v d. M. ontslag verleend, terwijl ook de heer Dietzel, die tijdens de schoolkwestie met verlof in Europa vertoefde, na terugkeer van dat verlof werd geschorst als schoolhoofd.
De heer Dietzel is tegen deze schorsing en zijn ontslag in verzet gekomen.
Hij vroeg een scheidsgerecht aan, dat over de rechtmatigheid van het ontslag zou oordeelen.
In dat scheidsgerecht namen zitting de heeren Bertsch, ass. res., de Munter, inspecteur l.o., en mr. Boelen, advocaat.
Dat scheidsgerecht heeft in de laatste weken verscheidene malen vergaderd en een grondige studie van de ontslagkwestie gemaakt.
Gisteravond hield het scheidsgerecht zijn slotzitting, waarin de uitspraak werd gedaan, dat het ontslag van den heer Dietzel moest worden gehandhaafd en zijn beroep derhalve werd verworpen.

 

27-2-1933 DE ZAAK-DIETZEL. Morgen voor den Raad van Justitie.
(Krant: De locomotief)

Rechtszaken
DE ZAAK-DIETZEL. Morgen voor den Raad van Justitie.

Morgen 28 Februari, zal de Raad van Justitie alhier in behandeling nemen de zaak tegen het gewezen hoofd van de Zendingsschool te Semarang, J. L. G. Dietzel.
Uitvoerige berichten over deze zaak, betreffende verduisteringen van schoolgelden enz., hebben wij reeds verschillende malen in ons blad gepubliceerd.
Nadat door een accountants-onderzoek niet minder dan tweehonderd onnauwkeurigheden in de boeken der school waren aangetroffen zijn door een nader onderzoek slechts 11 punten voor een instructie vatbaar verklaard en ten aanzien van vijf punten is thans rechtsingang verleend.
Johann Ludwig Gottlieb Dietzel, oud 33 jaren, geboren te Semarang, laatstelijk van beroep schoolhoofd bij de Zendingsschool-vereeniging te Semarang, thans zonder beroep en wonende te Kopeng bij Salatiga, is gedagvaard terzake:
dat hij op verschillende niét met zekerheid op te geven tijdstippen tusschen Juli 1925 en September 1930, ter hoofdplaats Semarang, als hoofd der school te Semarang der Zendingsschool-vereeniging aldaar en als zoodanig belast met het beheer der gelden dier vereeniging, de navolgende haar toebehoorende gelden, in elk geval aan een ander dan hem (beklaagde), welke gelden hij uit hoofde van zijne voormelde persoonlijke dienstbetrekking of beroep, anders dan door misdrijf onder zich had, immers ontvangen had om die ten behoeve van meergemelde vereeniging te besteden en, wat de na te noemen pensioen-bedragen betreft, om die aan den Lande te storten, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, te weten:
a) te veel opgenomen schoolhuur Januari 1628 f 150.—.
b) te veel opgenomen schoolhuur Januari en Mei 1930 f 370.—.
c) pensioen-bijdragen van mevrouw van der Knoop f 470.— — f 80.07 = f 389.93. althans f 389.93 — f 96 = f 293.93.
d) pensioen-bijdragen van mej. D. J. Wirschuleit f 272.33, althans f 222.33.
e) pensioen-bijdragen mej K. Fast f 177.36.
welke feiten, indien bewezen, opleveren misdrijven, omschreven én strafbaar gesteld bij de artikelen 263 alinea 1 en 374 van het Wetboek van Strafrecht.

 

20-03-1933 DE SCHOOLZAAK MLATEN. Het slordig beheer van mej. Van der Molen.
(Krant: De locomotief)

DE SCHOOLZAAK MLATEN. Het slordig beheer van mej. Van der Molen.

De Raad van Justitie heeft hedenmorgen de zaak voortgezet tegen het gewezen hoofd van de Chr. H.I.S. Mlaten, Dietzel. De Raad heeft dezelfde samenstelling als vorigen keer.

Het getuigenverhoor.
Aan het einde der vorige zitting dezer zaak is nog als getuige gehoord de accountant de heer Den Dulk. Deze getuige licht de verschillende punten van zijn uitvoerig rapport inzake het accountants-onderzoek naar de boeken der school, toe.
De   p r e s i d e n t  vraagt thans of beklaagde bij zijn af gelegde verklaringen blijft.
B e k l a a g d e   persisteert.
Wordt thans gehoord getuige de heer L i e m een der oprichters van de schoolvereeniging.
Getuige heeft als secretaris van de vereeniging het archief in handen gekregen.
Hij heeft dit op zijn tafel gelegd, om het later, als hij tijd zou hebben te sorteeren.
P r e s .: Waren er geen boeken bij?
G e t. : Neen, het waren uitsluitend paperassen.
V e r d e d i g e r, mr. Boelen: Wist getuige, dat er dubbele quitanties werden uitgeschreven?
G e t u i g e: Ja.
V er d e d i g e r: Ik heb wel vernomen, dat het bestuur niet zoo krachtig was. Wie was de eigenlijke leider, wiens wil werd doorgedreven, die van het bestuur of die van beklaagde?
G e t .: Ja, dat hing ervan af of het goed was voor de school, maar het bestuur nam toch het besluit.
Het lid, mr. V a n   S c h o u w e n : Nu, dat is wel anders gebleken uit de notulen van de vergadering met den inspecteur van Onderwijs. Daar blijkt uit, dat het bestuur niets afwist van verschillende benoemingen, salarisverhoogingen e.d.
V e r d e d i g e r: Heeft u weleens gehoord, dat er met het beheer door den heer Dietzel of rnej. Van der Molen iets niet in orde was?
G e t u i g e: Neen, beiden hebben steeds het volste vertrouwen gehad.
De volgende getuige is de heer W e ij n e, gewezen vice-president van het bestuur der schoolvereeniging.
Getuige geeft een uitvoerig relaas van de wijze waarop de storting van een bedrag in het pensioenfonds door één der onderwijzeressen heeft plaatsgehad. Later is haar dit bedrag weer uitgekeerd. Hierin is het bestuur niet gekend.
Getuige heeft steeds de boeken gecontroleerd, maar heeft niet nagegaan of de verschillende posten verantwoord waren. Wel wist getuige dat dubbele quitanties geteekend werden.
Getuige heeft een zeer klein inkomen. Hij kreeg voor zijn functie als bestuurslid niets. Daarentegen ontving de heer Dietzel f 50 per maand voor het bijhouden der administratie. Getuige heeft verschillende malen timmerwerk voor den heer Dietzel privé uitgevoerd.
De o f f ic i e r : Niet voor de school ook?
G e t u i g e : Neen.
De volgende getuige is mej. Vander Molen, de schoonzuster van getuige.
P r e s. : Wilt u deze zaak getuigenis afleggen?
G e t. : Jawel, mijnheer de president.
P r e s. : Maar dan onder eede!
Getuige legt den eed af.
Het lid mr. Van Neer onderwerpt getuige aan een scherp kruisverhoor.
Getuige is in 1929 naar Indië gekomen als onderwijzeres aan de school van beklaagde. Toen deze met verlof ging, zou zij het beheer der school overnemen.
Zij somt op hetgeen zij bij de overname aan geld ontvangen heeft. Hierbij waren ook de twee maanden huishuur. Van dit alles was een lijst opgemaakt. Toen getuige dien Zondag na het vertrek van haar zwager weer thuis kwam bedacht zij, dat zij nog weleens na kon kijken of alles er inderdaad nog was. Toen zij op school kwam bemerkte zij, dat er gestolen was. Er moest ongeveer f 400.- gestolen zijn.
Het lid m r.  V a n  N e e r : Heeft u dat niet aangegeven?
G e t u i g e : Neen, ik wist niet-precies wat er gestolen was.
Het lid mr. V a n   N e e r : Ik vind het eigenaardig, dat er gestolen wordt, maar dat het niet bij de politie wordt aangegeven.
G e t u i g e : De boeken waren verdwenen, de lijst van de overgave was weg en ik wist niet wat er weg was. Later is dat pas tot mijn bewustzijn doorgedrongen.
M r.  V a n   N e e r : Hoe was de verhouding met de andere onderwijzeressen?
G e t u i g e : Mevr. Kroezen mocht mij niet lijden. Zij had de zesde klasse maar kon niet met de kinderen van de klas opschieten. Zij is toen naar de vijfde klasse overgeplaatst. De verhouding was hierdoor, doch ook door nog andere omstandigheden minder goed.
Zij is waarschijnlijk de schrijfster geweest van het stuk inde courant.
M r.   V a n   N e e r : Hoe weet u dat ?
G e t u i g e: Zij had op het laatst zoo het land aan mij, dat zij zelfs gezegd moet hebben: „Ik haat u, omdat u mij teruggezet heeft in de vijfde klasse!”
M r.    V a n   N e e r: Hoe was de verhouding met mej. Wirschuleit?
G e t u i g e : Die had, later ook niet veel met mij op. Zij heeft gezegd van getuige: "Jou zullen we nog wel krijgen”.
M r.  V a n   N e e r   komt nogmaals terug op den diefstal. „Heeft u niets van dien diefstal aan het bestuur medegedeeld?”
G e t.: Neen.
M r.   V a n   N e e r : Maar waarom dan niet ? U was toch verantwoording schuldig!
G e t u i g e vindt het ook wel vreemd. „Tja, maar ik weet toch heusch niet hoe dat zoo gegaan is. Ik herinnerde mij van die f 500 niet veel meer, die waren in mijn onderbewustzijn verdwenen."
M r.   V a n   N e e r : Met uw onderbewustzijn hebben we niets te maken!
(De zitting duurt voort).

 

21-3-1933 RECHTSZAKEN. DE SCHOOLZAAK MLATEN. De eisch is zes maanden gevangenisstraf.
(krant: De locomotief)

RECHTSZAKEN. DE SCHOOLZAAK MLATEN.
De eisch is zes maanden gevangenisstraf.

Gistermorgen is het verhoor voortgezet van nog enkele getuigen. Getuige, de zendeling Niephaus, is wederom niet verschenen.
Wordt gehoord de heer Van der Veen, zendeling te Salatiga.
Getuige heeft steeds een goeden indruk gehad van den ouden heer Dietzel, den vader van beklaagde. Volgens getuige zou deze nooit in staat zjjn tot het verduisteren van gelden der school.
M  r.   V a n   N e e r : Acht u den heer Weyne wel de geschikte persoon om als penningmeester te fungeeren?
G e t u i g e : Neen, dat nu juist niet.
P r e s. : Hoe is hij in het bestuur gekomen?
G e t u i g e : Hij was als bestuurslid toen de school nog klein en vrij onbeteekenend was.
V e r d. : Zijn de ouders van beklaagde welvarende menschen, hebben zij fortuin?
G e t u i g e   V a n   d e r   V e e n : Neen, de oude heer Dietzel heeft een inkomen van ongeveer f 100 ’s maands. Dan heeft hij een eigen huisje. Maar fortuin heeft hij zeker niet.
Hierop wordt gehoord mej. W ir s c h u l e i n, destijds onderwijzeres aan de school van beklaagde.
Getuige is in 1924 op de school te Mlaten als kweekelinge aangenomen. Na een jaar is zij in vasten dienst benoemd. Zij heeft toen, aanvankelijk 2 1/2 %, later 4 1/2 % van haar salaris gestort voor het pensioenfonds.
Zij had bij haar benoeming een salaris van f 100.—.
M  r.   V a n   N e e r : Heeft u later een gedeelte terugontvangen van de gestorte gelden?
G e t u i g e : Ja, ik vernam, dat ik als fröbelonderwijzeres, niet in het pensioenfonds kon opgenomen worden. Toen heb ik den heer Dietzel gevraagd of ik het reeds gestorte geld kon terugontvangen. De heer Dietzel zei mij, dat ik nog wat geduld moest hebben. Toen hij met verlof ging heb ik nogmaals gevraagd of ik de gestorte gelden niet terug kon ontvangen.
Ik ontving toen van den heer Dietzel f 50.—. Hij zei erbij, dat ik maar niet mej. Van der Molen over deze kwestie moest spreken: „Zij wist er niets vanaf" Maar beklaagde beloofde mij, dat alles na zijn verlof in orde zou komen.
M  r.   V a n   N e e r : Heeft u het toen later inderdaad ontvangen ?
G e t u i g e : Ja, maar van mijnheer Weyne.
M  r.   V a n   N e e r , tot beklaagde: En u beweert, het geld voor die uitkeering achtergelaten en zelf ook uitgekeerd te hebben. Hoe zit dat?
B e k l a a g d e : Ik heb het geld aan mej. Vander Molen overgedragen. Wat er verder mee gebeurd is, dat weet ik niet.
M e j. V a n   d e r   Molen   verklaart dat zij wel geld ontvangen heeft, maar dat zij door den diefstal niet wist wàt er precies geweest was.
M r.   V a n   N e e r : Het is een onduidelijke geschiedenis.
Vervolgens vraagt hij aan getuige, mej. Wirschulein, of zij iets van den diefstal af weet. Getuige wist niets van een diefstal af. Pas later heeft zij ervan gehoord.
Het lid ,m r.   V a n   S c h o u w e n : Heeft u gezien dat er op het schoolerf boeken verbrand waren?
G e t u i g e : Ja, op het schoolerf lagen resten van verbrande boeken en schoolschriften. Ik zag nog een gedeelte van het blauwe kaft van één der schriften.
Ik heb toen gevraagd aan den schooljongen of hij soms schriften had verbrand. Hij antwoordde, dat mijnheer Dietzel, beklaagde, den vorigen middag boeken en schriften verbrand had.
M  r.   V a n   N e e r : Wie werd ervan verdacht de boeken weggemaakt te hebben?
G e t u i g e : Eerst het waarnemend hoofd der school, later werd gezegd dat ook de jongens van de zesde klas het wel gedaan konden hebben.
M  r.   V a n   N e e r : Is die schooloppas later niet ontslagen?
G e t u i g e:   Ja, de volgende maand werd hij ontslagen maar ik weet niet waaróm.
M  r.   V a n   N e e r : Wanneer is gebleken dat u niet in het pensioenfonds opgenomen kon worden?
G e t u i g e : In 1928.
M r.   V a n   N e e r   vraagt wat of beklaagde hierop te zeggen heeft.
B e k l.   Van het verbranden van boeken en schriften weet ik niets. Hoe dat trouwens kàn; tijdens mijn verlof zijnde boeken voor het accountants-onderzoek in beslag genomen.
Toen waren die boeken er dus al niet meer. Hoe kan ik ze dan bij mijn terugkeer verbrand hebben? Voorts heeft beklaagde die f 50.— privé geleend. Het geld der uitkeering bevond zich in de kas.
M e j.   V a n   d e r   M o l e n   meent, desgevraagd, dat het geld gestolen is.
B e k l a a g d e   weet positief, dat niet zijn belastinggeld (f 200.—) gestolen is. Uit dit belastinggeld is toen het tekort voorloopig aangevuld..
M r. Van Neer: Hoe weet u dat het juist uw belastinggeld is geweest, dat is gestolen?
B e k l. : Het geld zat in een witte enveloppe en lag onderin de kast.
Tenslotte worden nog gehoord de heer Vander Knoop, echtgenoot van een der onderwijzeressen aan de Zendings-school die kwitanties overlegt van het ontvangen salaris gedurende de betreffende maanden.
Op verzoek van verdediger wordt gehoord mevr. Dietzel, de echtgenoote van beklaagde. Zij wordt niet beëedigd. Zij verklaart, dat haar man steeds eerlijk is geweest. Hij was te goed. Hij gaf veel meer geld weg, dan hij feitelijk kon doen, in verband met zijn salaris.
Getuige geeft ook nog eens een relaas van het gebeurde en getuigt van de braafheid van haar man. Zij acht hem en ook haar zuster, mej. Vander Molen niet in staat gelden te verduisteren. Zij zelf zou geen geld willen gebruiken, dat van diefstal afkomstig was.
Nadat dit verhoor is afgeloopen wordt de zitting geschorst tot hedenmorgen.

Requisitoir.
M  r.   B o e k h o u d t   heeft hedenmorgen zijn requisitoir gehouden. De eisch luidde zes maanden gevangenisstraf en veroordeeling tot betaling der kosten van het geding.
M  r.   B o e l e n ,  beklaagde ’s verdediger, houdt een uitvoerig pleidooi, waarop de officier repliceert. De uitspraak is bepaald op 28 dezer, 9 uur v.m.

 

22-3-1933 REQUISITOIR EN PLEIDOOI IN DE ZAAK-DIETZEL
(Krant: De locomotief)

REQUISITOIR EN PLEIDOOI IN DE ZAAK-LIETZEL. 
*De valschheid in geschrifte door den officier losgelaten. 
Getuige verklaring van mej. Wirschuleit door verdediger minder betrouwbaar geacht.*

 Gisteren hebben wij reeds in het kort melding gemaakt van het slot der terechtzitting in de zaak-Dietzel.
 Bij het verslag inzake het getuigenverhoor hebben wij voorts den naam genoemd van één der getuigen, den heer Weyne, zijn naam wordt ten rechte geschreven W e y n e n, hetgeen wij hierbij retificeeren. 
 Voorts vertoeft de zendeling Niephaus, wiens getuigenis men in deze zaak had willen hebben, reeds eenigen tijd in Duitschland; reden waarom hij niet ter terechtzitting is verschenen. Deze reden bleek niet geheel uit ons verslag.

Requisitoir.
 In het requisitoir van mr. Boekhoudt heeft de officier o.a. het volgende gezegd: 
 Beklaagde staat terecht wegens het verduisteren van schoolgelden en pensioenfondsen als beheerder van de gelden der Zendings-schoolvereniging. 
 Beklaagde ontkent, dus er moeten andere punten gevonden worden, welke als bewijs dienen. 
 Sedert Januari 1928 is beklaagde belast met het beheer der gelden. Het bestuur is weinig krachtig en zelfs zeer onverschillig. Het laat alles aan beklaagde over. Vast staat evenwel, dat beklaagde in vaste dienstbetrekking was bij de vereeniging. 
 Thans gaat beklaagde in September met verlof.
 Op een zeer eigenaardige wijze zijn de boeken der administratie verdwenen. Er wordt gesproken door getuige mej. Van der Molen, van een diefstal, die gepleegd zou zijn op den dag van het vertrek van beklaagde. 
Behalve dat verschillende belangrijke archiefstukken verdwenen zijn, is er ook geld gestolen, hierbij was ook privé-geld van beklaagde. 
 Spreker acht het hoogst eigenaardig, dat niemand zich verder om dien diefstal bekommerd heeft, ook niet beklaagde zelf, die toch wist dat er privé-geld van hemzelf bij kon zijn. 
 Ook is het eigenaardig, dat mej. Van der Molen geen werk gemaakt heeft van deze zaak, doch zich pas later, op het kantoor van den advocaat zich iets van den diefstal herinnert. Intusschen waren maanden voorbijgegaan. 
 Wat het tenlastegelegde betreft acht spreker de verduistering van de schoolhuur niet overtuigend en wettig bewezen. 
 Wel is gebleken, dat het beheer der schoolgelden slordig is geweest. De uitgaven werden zelfs zonder vermelding van data geboekt, terwijl ook in die boeken geknoeid is. 
 Ook het beheer der pensioensbijdragen der onderwijzeressen is zeer slordig geweest. 
 Spreker oordeelt, dat wel gebleken is, dat beklaagden gelden van deze pensioensbijdragen ten eigen bate heeft aangewend. Beklaagde heeft die gelden later wel weer teruggegeven, maar volgens een der getuigen had hij die gelden direct kunnen storten. 
 Ten aanzien van de twee eerste punten der tenlastelegging requireert spreker vrijspraak, ten aanzien van de volgende punten requireert spreker echter wegens het voortgezette misdrijf van verduistering gepleegd door hem, die het goed uit hoofde van zijn dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd, een gevangenisstraf van zes maanden, voorts tot verordeeling van beklaagde in de kosten van het geding.

Het pleidooi van mr. Boelen.
 M r. B o e l e n houdt hierop zijn uitvoerig pleidooi. 
 Spreker behandelt achtereenvolgens de vijf punten der tenlastelegging. 
 Ten aanzien van het eerste punt, de verduistering van de schoolhuur over de maanden Januari 1928 en Januari en Mei 1930 merkt spreker het volgende op: 
 De huur van het schoolgebouw stond ten name van beklaagde zelf. Er was destijds sprake van een contract voor 3 jaar met de eigenaresse, de N. V. „de Industrie" te Semarang, doch het bestuur vond de risico te groot, om zich voor drie jaar te verbinden. Daarom nam beklaagde dezen huur op eigen naam. Directeur der N. V. „de Industrie” is de heer Oesman Akoewan, een Moor (geen Arabier), wonende te Semarang.
 Beklaagde zegt nu, dat steeds alle quitanties in duplo zijn opgemaakt, n.l. één voor de schoolvereeniging en één voor het departement van Onderwijs. Het departement zond somstijds die duplo quitanties na inzage terug, doch soms niet. Daarom zijn in het archief der vereeniging — en ook in het dossier van deze strafzaak —meerdere quitanties in duplo aanwezig. 
 Beklaagde had ongetwijfeld geen voldoende opleiding gehad, om een financieel beheer over inkomsten en uitgaven der school a ƒ 50.000.—  per jaar te voeren; daarbij vond hij in 1928 toen hij het beheer overnam, geen behoorlijke boekhouding, die hij had kunnen doorzetten. Het is dan ook zeker slordig, dat hij niet op de quitanties stelde  „origineel” en „duplicaat”. Doch dit is het geval met bijna alle quitanties.
 De quitanties voor schoolhuur „Januari 1928” is nu óók in duplo gevonden. De eene vermeldt als datum 31 Januari 1928. De tweede vermeldt 1 Februari 1928.
 Beklaagde weet zich na 5 jaar niet meer te herinneren, waardoor de data verschillen (n.l. 31 Januari 1928 en 1 Februari 1928). Bij vergelijking der quitanties, komt hij tot het volgende n.l. dat deze met verschillende pennen zijn geschreven; ergo zeer waarschijnlijk niet op den zelfden dag. De ééne zal voor het departement van Onderwijs bestemd geweest zijn en de andere voor den penningmeester en een dag later uitgeschreven.
 Wat aangaat de twee quitanties van 1930 a f 350.— is het toch onaannemelijk, dat iemand twee maal huur wil innen, ook daarvoor dubbele quitanties geeft, terwijl hij zelf het beheer voert. Wat was volgens spreker gemakkelijker van beklaagde dan om zich die f 350. toe te eigenen zonder quitanties! Een misdadiger is meest niet, zoo dom, om zich bloot te geven door schriftelijke bewijzen. 
 Het antwoord van getuige, dat dit niet zijn zaak is, maar van den rechter is, laat spreker onbevredigd, want zijn rapport is de basis geweest voor de vervolging. 
 Getuige Den Dulk zegt, dat overal waar bij 2 quitanties vond, hij aannam, dat 2 maal is betaald. Spreker acht dit vrij naïef op genoemde gronden, maar bovendien heeft getuige slecht gezocht.
 Zelf heeft spreker n.l., nog meer quitanties in duplo gevonden. 
 De pensioengelden van mevrouw Van der Knoop geb. De Pagter kan beklaagde volledig verklaren. Mevrouw was eerst tijdelijk in dienst en met het oog op haar leeftijd was het onzeker of zij in vasten dienst kon komen. Was zij in tijdelijken dienst, dan had zij geen pensioenbijdragen te voldoen; anders natuurlijk wel. Toen de beslissing kwam, dat mevrouw in vasten dienst mocht komen, moest mevrouw het te weinig gestorte aan pensioen bijstorten. 
 Het quaestie der stortingen van mejuffrouw Wirschuleit is ook duidelijk. Als Fröbelonderwijzeres wilde deze getuige mede storten in het pensioen, doch het was onbekend of dit kon volgens de bepalingen. In Januari 1931 las beklaagde in een Vakblad, dat dit niet kon en hij verzocht den penningmeester Weynen dit geld terug te storten, wat is geschied. 
 Beklaagde had van deze getuige in 1929 door maandelijksche inhoudingen f 272.33 ontvangen en hield dit aan tot hij zekerheid had, dat zij niet kon deelnemen in het pensioen. De eenige getuige, die hier eenigszins bezwarend blijkt, is mejuffrouw Wirschuleit zelf. Deze zegt n.l. dat beklaagde haar reeds in December 1929 zeide, dat het geld ten onrechte was ingehouden. Is dit juist, dat had beklaagde het ook in December 1929 moeten terug betalen en niet in Januari 1931. Beklaagde stelt daarentegenover, dat hij eerst in Januari 1931 in een Vakblad las, dat Fröbelonderwijzeressen niet konden storten. Er is dus volgens spreker alle aanleidingen om hem te gelooven. In Januari 1931 is het geld terugbetaald aan mej. Wirschuleit. 
 Zij zegt voorts, dat zij in Januari 1931 allerlei verbrande papieren vond, die volgens getuige Kardjo door beklaagde zouden verbrand zijn. Kardjo ontkent dit feit echter en Kardjo als een door beklaagde ontslagen mandoer zal zeker eerder beklaagde bezwaren, dan verlichten. Mejuffrouw Wirschuleit schijnt dus niet volkomen onpartijdig. 
 Getuige mej. Van der Molen verklaart ook, dat toen zij de school overnam in September 1930 (beklaagde ging toen naar Europa) zij ± f 200.—  van beklaagde overnam, zijn de pensioengelden van mej. Wirschuleit.
Als inderdaad door beklaagde in December 1929 was gezegd, dat mej. Wirschuleit niet in het pensioen kon bijdragen, dan had zij toch ook wel in 1930 geprotesteerd.

De voorgeschiedenis. 
 Omtrent de voorgeschienis van het geval merkt verdediger nog het volgende op: 
 In September 1930 vertrok beklaagde, na vijf jaar aan de school verbonden te zijn geweest, met verlof naar Europa. Daar zijnde ontving hij een telegram van het bestuur om dadelijk terug te komen. De reden was hem onbekend en werd niet geseind.
 Begin Januari 1931 kwam beklaagde te Semarang terug en vernam, toen dat er een kwestie was met mej. Van der Molen. 
 Voorts vernam hij, dat er in „De Locomotief” een artikel was verschenen over de toestanden op de Zendingsschool. 
 Door een diefstal op school waren de boeken verdwenen.
 Beklaagde kreeg aanvankelijk geen gelegenheid om zich te verdedigen op hetgeen hem tenlaste werd gelegd. 
 Thans blijkt hem ook, dat door zijn schoonzuster op het bord geplaatst zijn de ongepaste woorden „Chineezen liegen en bedriegen”. De couranten geven daaraan publicatie. Mevr. Kroesen-geb. De Vries heeft volgens spreker blijkbaar de stof geleverd voor het artikel in „De Locomotief”, eind 1930, althans zij ontkent niet, dat zij de berichtgeefster was. 
 Het bestuur verdedigde beklaagde 20 November 1930 met een artikel in hetzelfde blad.
 Spreker erkent, dat het misschien waar is, hetgeen „De Locomotief” concludeert inzake het rapport van getuige De Munter, n.l. dat deze getuige hierin zichzelf wilde schoonwasschen.
 Dit rapport roemt echter beklaagde als leerkracht. Spreker heeft niets gevonden dat erop weest dat men een zondebok zocht. 
 Omtrent de financieele omstandigheden van de familie Dietzel deelt spreker nog het volgende mee:
 De familie Dietzel had aan deze school geen „voordeelig zaakje”. De school maakte geen winst, doch verlies. De vader Dietzel bezat vroeger nooit iets en thans niets, behalve een plankenhuis in Kopeng en geniet f 100.— salaris van de Zending. Mej. Van der Molen heeft in 20-jarigen dienst in Nederland een klein kapitaaltje overgespaard, dat zij zonder rente uitleent aan kennissen, die geld noodig hebben. Zij had in Solo als onderwijzeres in 1932 ± f 400 per maand. Zij leefde van f 200. en schonk f 200. weg.
 De heer Dietzel bezit 3 huizen te Kopeng, doch deze zijn bezwaard met een hypotheek van f 10.000, plus f 2500 gewone schuld.
Toen beklaagde 25 jaar was, had zijn gezin een inkomen van f 1300 per maand. De familie leefde zeer zuinig, zoodat het goed mogelijk was, dat zes duizend gulden werden overgespaard. Spreker eindigt zijn pleidooi met vrijspraak te pleiten.

Repliek van den officier.
 De officier replicieert. Spreker acht dat de snelle terugkeer naar Indië van beklaagde erop wijzen kan dat beklaagde iets te verbergen had in tegenstelling met verdediger, die aanvoert, beklaagde’s verklaring „als ik toch verduisteren wou, zou ik wel weggebleven zijn.” 
 Voorts gaan beklaagde’s echtgenoote en schoonzuster inzake het beheer en het aangeven van den diefstal ook niet geheel vrij uit.
 Dat mej. Vander Molen zich pas iets van die zaak herinnert in het kantoor van den advocaat van beklaagde lijkt spreker vreemd. In ieder geval heeft zij het lesje dat haar daar wel zal zijn ingepompt, goed voor den Raad afgedraaid. 
 Tenslotte heeft verdediger een fraai beeld opgehangen van al die brave zendelingen die in deze zaak betrokken zijn, doch spreker acht hiervan veel onjuist. 
 Hij blijft bij zijn eisch van zes maanden. 

 

28-3-1933 EINDE VAN SEMARANGSCHE SCHANDALEN
(Krant: Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië)

OPZIENBARENDE VRIJSPRAKEN.
EINDE VAN SEMARANGSCHE SCHANDALEN.
Te snel voor den rechter gebracht?

 De heer Dietzel, het hoofd van de Holl. Chineesche Zendingsschool is heden door den Raad van Justitie vrijgesproken van de zoogenaamde verduisteringen welke hem ten laste waren gelegd. 
 Dat is voor den heer Dietzel het moedgevende einde van een schoolschandaal, waarvan hij helaas de dupe is geworden. 
 Men heeft hem aangetast in zijn eer als (onderwijzer, in zijn eer als zendingsman, in zijn eer als eerlijk man, men heeft hem in vrijwel alle opzichten gekraakt en afgemaakt. 
 Hij verloor zijn betrekking, hij verloor daarmee ook de kans op een nieuwe betrekking. En nu......  is hij tenslotte vrijgesproken. 
 De Raad van Justitie heeft erkend dat van alles wat tegen den heer Dietzel is aangevoerd het bewijs niet geleverd kon worden. 
 Hij is dus gevallen op: laster, kwaadsprekerij, lage verdachtmaking. Hij is het slachtoffer geworden van een schandaal-campagne. 
 Deze vrijspraak van den heer Dietzel is te meer opzienbarend nu zij een schakel vormt in een reeks van vrijspraken. 
 De Raad van Justitie te Semarang heeft in de laatste maanden enkele „schandalen” afgehandeld, die reeds geruimen tijd hangende waren. 
 In de eerste plaats heeft zij het politieschandaal van Soekoredjo beëindigd waarin de oud-resident Brinks zoo‘n buitengewoon onsympathieke rol heeft gespeeld. De beklaagden in deze zaak werden vrijgesproken. 
 Daarna heeft de Raad de Mlaten’sche schoolkwestie afgehandeld. 
 Het is niet toevallig dat in deze beide zaken het „Algemeen Handelsblad” de partij van de aangeklaagden opnam. Een nauwlettend onderzoek gaf ons de overtuiging dat aan beide zaken een verdacht „luchtje” was. 

Een gemaakte zaak!
 In de zaak van Soekoredjo opperde de Raad van Justitie zelfs de suggestie dat het hier om een „gemaakte” zaak ging, waarvan de drie politiemenschen het slachtoffer waren geworden. 
 Desondanks is rechtsherstel voor deze menschen nog altijd uitgebleven. Wij vreezen dat de Europeesche hoofdagent, die in dit schandaal een hoofdrol speelde, niet meer in den politiedienst zal terugkeeren: men zoekt thans andere redenen om hem voor den politiedienst ongeschikt te verklaren. 
 Gelukt dat, dan zal door het onjuiste optreden van resident Brinks, die deze „gemaakte” zaak ondanks den tegenstand van den vorigen officier van Justitie, mr. van Meerten, door dreef, deze politieman voorgoed in zijn loopbaan zijn geknakt! 
 Komen wij thans tot de zaak-Dietzel, die hedenmorgen haar einde vond. Ook deze zaak was „gemaakt” en wel door een Semarangsch dagblad, dat op onverantwoordelijk-lichtvaardige wijze gehoor heeft gegeven aan inblazingen van particuliere vijanden der familie Dietzel. Het bedoelde blad heeft in eenige sensationeele artikelen de schijn weten te wekken, dat de heer Dietzel grove wantoestanden op de door hem beheerde school getolereerd zou hebben en dat hij alles deed om financieele voordeelen te behalen.

Een Pers-hetze. 
 Wij hebben toen oogenblikkëlijk een breedvoerig onderzoek ingesteld en kwamen tot de conclusie dat de bedoelde artikelen eenerzijds schandelijk overdreven en anderzijds geheel onjuist waren. 
 Helaas schonk de Indische pers meer aandacht aan het schempend geschrijf van het ongenoemde Semarangsche blad en er ontstond een soort pers-hetze tegen den heer Dietzel. 
 Toen de zaak bij de autoriteiten in onderzoek kwam — wel merkwaardig dat dit ook weer geschiedde onder het bestuur van resident Brinks!! — vervielen de beschuldigingen snel. Men moest erkennen dat de hygiënische toestanden in de school van den heer Dietzel behoorlijk waren, dat het onderwijs op behoorlijk peil stond enz. enz. Alles wat daar over was geschreven waren of onbenulligheden of leugens!! 
 Restte het finantieel beheer van den heer Dietzel. Dat was slordig geweest, maar een slordig administrateur behoeft daarom nog geen slecht onderwijzer en geen dief te zijn !! 
 Voor een accountant echter is een slordig administrateur het toppunt van slechtheid. 
 De accountant, die de administratie van den heer Dietzel en het financieele beheer moest onderzoeken, was dus reeds uit hoofde van zijn beroeps-vooringenomenheid tegen den heer Dietzel gekant. Hij bracht een rapport uit, waarin niet minder dan een paar honderd beschuldigingen tegen het arme schoolhoofd werden uitgebracht. 

200 beschuldigingen!
 De leden van den Raad van Justitie moeten hun hoofd geschud hebben, toen ze dat rapport zagen. Gelukkig hebben ze dezen doordravenden accountant geremd. Ze verwierpen van de paar honderd beschuldigingen er ongeveer 200 zoodat er achttien overbleven. Daarvan konden er alweer dertien bij nader onderzoek niet gehandhaafd blijven en tenslotte moest de officier van justitie er nog weer twee laten vallen. 
 Bleven drie beschuldigingen, die zoo zwak waren, dat zelfs een leek op juridisch gebied moest twijfelen aan de mogelijkheid om iemand op zulke zwakke beschuldigingen te veroordeelen. 
 Zijn we juist ingelicht, dan zou deze zaak gedeponeerd zijn indien niet de P. G. — naar men ons verzekert: op verzoek van resident Brinks — de zaak had beoordeeld en haar voor verdere behandeling vatbaar had verklaard. 

De vrijspraak.
 Dus moest de heer Dietzel aan de kwelling van een openbare terechtzitting worden overgeleverd en heden heeft dan de Raad van Justitie verklaard: dat het wettig en overtuigend bewijs van hetgeen aan den beklaagde is ten laste gelegd, ter terechtzitting niet is geleverd, spreekt hem mitsdien vrij met de bepaling, dat de kosten van het rechtsgeding komen ten koste van den lande !
 Mr. Boelen, de advocaat van den heer Dietzel heeft in zijn pleidooi reeds uitvoerig de dessous van deze zaak belicht. Wij zouden daarover nog een ander boekje kunnen opendoen. Wij zouden nader kunnen belichten hoe particuliere oneenigheden, een afgesprongen verloving etc., in wezen den kern van dit geheele schoolschandaal vormen. Wij zullen dat thans niet doen. 
 Wel willen we constateeren dat het met behulp van een dagblad en door veel kwaadspreken en verdachtmaking is gelukt een volkomen eerbaar schoolman uit zijn betrekking te werken en voor de rechtbank te slepen. 

Beveiliging tegen Recht! 
 Zie, er hapert er in dit schoone land toch iets aan ons rechtsgevoel en er hapert ook iets aan onze publieke moraliteit. 
 Dit is de tweede „gemaakte” zaak waardoor een onschuldige, die later vrijgesproken moest worden, eventjes „gekraakt” werd !
 Is dat nu maar zonder meer toelaatbaar? Is de publieke moraliteit in dit land zoo diep gezonken, dat ze tegen die dingen niet in verzet komt? 
 Eischt ze geen rechts- en eerherstel voor de getroffenen ? Verlangt ze geen waarborgen, dat van heden af grootere voorzichtigheid wordt betracht bij het entameeren van zoogenaamde „schandaal”-zaken ? 
 De opzienbarende vrijspraken van den Semarangschen Raad van Justitie toonen aan, dat die waarborgen noodig zijn. 
 Indien het mogelijk is door uiterst geraffineerde middelen eerbare en plichtsgetrouwe menschen — die wellicht door onoplettendheid, argeloosheid of slordigheid zich een oogenblik hebben blootgegeven — als a.s. misdadigers voor de rechtbank te slepen, dan ontbreekt er iets aan onze wetgeving en aan onze beveiliging tegen het Recht!
 Want er moet ook een redelijke beveiliging tegen Recht zijn ! Immers wat baten de uiteindelijke vrijspraken als de slachtoffers afdoende zijn gekraakt en weggewerkt ?
 Die vrijspraken hebben nagenoeg geen waarde meer. 
 De beveiliging tegen het Recht moet aan klaarblijkelijk onschuidigen garandeeren dat zij niet voor een r e c h t b a n k gevoerd k u n n e n w o r d e n, dat reeds bij het voor-onderzoek van de zaak hun onschuld kan worden vastgesteld en dat een volledig rechtscollege — en niet een P. G. — het recht heeft om na gehouden vooronderzoek te besluiten dat een rechtzaak zich niet leent voor voortzetting.

 

 30-6-1933 DE ZAAK DIETZEL.Een rehabilitatie.
(Krant: Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië)

DE ZAAK DIETZEL.
Een rehabilitatie.

Naar wij vernemen is de heer Dietzel, het oud-hoofd van de H. C. Zendingsschool dat door een schandaal-perkara welke in een Semarangsch dagblad tegen hem werd geënsceneerd tot heengaan werd gedwongen, hoewel een daarna tegen hem aangespannen proces met een vrijspraak moest eindigen, thans zoover van blaam gezuiverd dat hij met behulp van de onderwijsautoriteiten weer een plaats zal krijgen als hoofd van een school te Pasoeroean.

Wij konden van den heer Dietzel zelf nog geen bevestiging krijgen van dit bericht, maar indien het juist mocht zijn, dan wenschen wij hem van harte geluk. Wij hebben reeds bij den aanvang van de zaak-Dietzel er op gewezen, dat deze zaak schandelijk was opgeblazen en dat aan den heer Dietzel onrecht werd aangedaan. Blijkbaar heeft men in de allerhoogste kringen in den lande ingezien dat de heer Dietzel na de groote misere welke hij reeds heeft doorstaan recht had op een rehabilitaie. Er is dus aan den heer Dietzel recht geschied !!

 


Bronnen:

  1. 1-11-1930 Een Pijnlijk geval
    STADSNIEUWS SEMARANG, 1 NOVEMBER EEN PIJNLIJK GEVAL. Verbijsterend strafwerk op een Chr. Holl.-Chin. School.. "De locomotief". Samarang, 01-11-1930. Geraadpleegd op Delpher op 26-03-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB23:001726001:mpeg21:p00010
  2. 8-11-1930 Het Chin. Strafwerk.
    SEMARANG EN OMSTREKEN. "Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië". Semarang, 08-11-1930, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 26-03-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000451164:mpeg21:p00003
  3. 12-11-1930 Het pijnlijk incident. Ongeschikt voor Holl.-Chin. Onderwijs.
    HET PIJNLIJK INCIDENT. Ongeschikt voor Holl.-Chin. Onderwijs.. "De locomotief". Samarang, 12-11-1930. Geraadpleegd op Delpher op 27-03-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB23:001726021:mpeg21:p00010
  4. 15-11-1930 School.... zaak.  "Education as paying business"
    School....zaak. „Education as a paying business”.. "De locomotief". Samarang, 15-11-1930. Geraadpleegd op Delpher op 27-03-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB23:001726027:mpeg21:p00009
  5. 18-11-1930 Het Semarangsch School-Schandaal. Onderzoek van de Inspectie Begonnen.
    Het Semarangsch School-Schandaal. Onderzoek van de Inspectie Begonnen.. "Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië". Batavia, 18-11-1930, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 28-03-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010229044:mpeg21:p001
  6. 20-11-1930 DE CHIN ZENDINGSSCHOOL-KWESTIE. EEN OPGESCHROEFDE ZAAK.
    DE CHIN ZENDINGSSCHOOL-KWESTIE.. "Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië". Semarang, 20-11-1930, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 29-03-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000451194:mpeg21:p00003
  7. 25-11-1930 Semarang's School-Schandaal. En zijn Juiste Proporties.
    Semarang's School-Schandaal. En zijn Juiste Proporties.. "Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië". Batavia, 25-11-1930, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 29-03-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010229050:mpeg21:p002
  8. 2-12-1930 Semarang's School-Schandaal. Malversaties van het Schoolhoofd
    Semarang's School-Schandaal. Malversaties van het Schoolhoofd.. "Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië". Batavia, 02-12-1930, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 29-03-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010229056:mpeg21:p001
  9. 6-12-1930 Semarang's School-Schandaal. Het „J'Accuse" van de „Locomotief"
    Semarang's School-Schandaal. Het „J'Accuse" van de „Locomotief". "Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië". Batavia, 06-12-1930, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 29-03-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010229060:mpeg21:p001
  10. 6-12-1930 Schoolvreugd
    Schoolvreugd.. "De locomotief". Samarang, 06-12-1930. Geraadpleegd op Delpher op 29-03-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB23:001726066:mpeg21:p00009
  11. 8-12-1930 De Semarangsche schoolkwestie
    De Semarangsche schoolkwestie.. "Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië". Semarang, 08-12-1930, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000451239:mpeg21:p00003
  12. 9-12-1930 Bouwstof
    Bouwstof.. "De locomotief". Samarang, 09-12-1930. Geraadpleegd op Delpher op 30-03-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB23:001726071:mpeg21:p00009
  13. 10-12-1930 SEMARANG'S SCHOOL SCHANDAAL. Geen Nieuwe Gezichtspunten
    Semarang's School-Schandaal. Geen Nieuwe Gezichtspunten.. "Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië". Batavia, 10-12-1930, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010229063:mpeg21:p001
  14. 13-12-1930 Semarang's School-Schandaal. Het Rapport naar de Regeering
    Semarang's School-Schandaal. Het Rapport naar de Regeering.. "Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië". Batavia, 13-12-1930, p.1. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010229066:mpeg21:p001
  15. 22-12-1930 Semarang's School Schandaal. Vertraagde Rapport-Indiening
    Semarang's School Schandaal. Vertraagde Rapport-Indiening.. "Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië". Batavia, 22-12-1930, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010229073:mpeg21:p001
  16. 14-1-1931 De Mlaten-schoolkwestie.
    De Mlaten-schoolkwestie.. "Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië". Semarang, 14-01-1931, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000450027:mpeg21:p00003
  17. 7-2-1931 Kop: Semarang's School-Schandaal. Late Publicatie van het Rapport-De Munter
    Semarang's School-Schandaal. Late Publicatie van het Rapport-De Munter. — Geen Aanmerkingen van Onderwijs-technischen en School-hygiënischen Aard. — De School-Administratie is echter in de War, en vereischt Onderzoek.. "Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië". Batavia, 07-02-1931, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010229111:mpeg21:p002
  18. 12-5-1931 Gemengd Indisch Nieuws. Semarang's School-Schandaal. Onderzoek bijna Voltooid.
    Gemengd Indisch Nieuws. Semarang's School-Schandaal. Onderzoek bijna Voltooid.. "Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië". Batavia, 12-05-1931, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010229185:mpeg21:p006
  19. 4-6-1931 DE HOLL. CHIN. ZENDINGSSCHOOL. (Accountantsrapport)
    DE HOLL. CHIN. ZENDINGSSCHOOL.. "Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië". Semarang, 04-06-1931, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000448066:mpeg21:p00003
  20. 24-7-1931 DE MLATEN-SCHOOLKWESTIE. Regeeringsantwoord
    SEMARANG EN OMSTREKEN, DE MLATEN-SCHOOLKWESTIE. o. "Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië". Semarang, 24-07-1931, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000448176:mpeg21:p00002
  21. 31-7-1931 DE HOLLANDSCH CHINEESCHE ZENDINGSSCHOOL „MLATEN.” De heer Dietzel Jr. geschorst; onderwijs van landswege voortgezet
    DE HOLLANDSCH CHINEESCHE ZENDINGSSCHOOL „MLATEN.” De heer Dietzel Jr. geschorst; onderwijs van landswege voortgezet.. "De locomotief". Samarang, 31-07-1931. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB23:001725055:mpeg21:p00010
  22. 31-10-1931 SCHEIDSGERECHT
    SCHEIDSGERECHT.. "Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië". Semarang, 31-10-1931, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:002764115:mpeg21:p00003
  23. 15-1-1932 DE ZAAK-DIETZEL. Ontslag gehandhaafd
    DE ZAAK-DIETZEL.. "Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië". Semarang, 15-01-1932, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000462024:mpeg21:p00003
  24. 27-2-1933 DE ZAAK-DIETZEL. Morgen voor den Raad van Justitie.
    RECHTSZAKEN. DE ZAAK-DIETZEL. Morgen voor den Raad van Justitie.. "De locomotief". Samarang, 27-02-1933. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB23:001745110:mpeg21:p00010
  25. 20-03-1933 DE SCHOOLZAAK MLATEN. Het slordig beheer van mej. Van der Molen.
    DE SCHOOLZAAK MLATEN. Het slordig beheer van mej. Vander Molen.. "De locomotief". Samarang, 20-03-1933. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB23:001744036:mpeg21:p00010
  26. 21-3-1933 RECHTSZAKEN. DE SCHOOLZAAK MLATEN. De eisch is zes maanden gevangenisstraf.
    RECHTSZAKEN. DE SCHOOLZAAK MLATEN.. "De locomotief". Samarang, 21-03-1933. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB23:001744038:mpeg21:p00010
  27. 22-3-1933 REQUISITOIR EN PLEIDOOI IN DE ZAAK-DIETZEL
    REQUISITOIR EN PLEIDOOI IN DE ZAAK-LIETZEL. De valschheid in geschrifte door den officier losgelaten. Getuige verklaring van mej. Wirschuleit door verdediger minder betrouwbaar geacht.. "De locomotief". Samarang, 22-03-1933. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB23:001744040:mpeg21:p00010
  28. 28-3-1933 EINDE VAN SEMARANGSCHE SCHANDALEN
    EINDE VAN SEMARANGSCHE SCHANDALEN.. "Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië". Semarang, 28-03-1933, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 01-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000459197:mpeg21:p00003
  29. 30-6-1933 DE ZAAK DIETZEL.Een rehabilitatie.
    DE ZAAK DIETZEL.. "Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië". Semarang, 30-06-1933, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000440138:mpeg21:p00002

 

 

Descendants of Antoni Jacobus de Munter

  1. Generation 1
    1. Antonie Jacobus de Munter(1874)circa1904

      Antoni Jacobus de Munter, son of Koenraat (Junior) de Munter and Catharina Poots, was born on July 8, 1874 in Dordrecht, Dordrecht, Zuid-Holland, Nederland and died on March 5, 1949 in Den Haag, Den Haag, Zuid-Holland, Nederland at the age of 74.

      He married Maria Hendrika Cornelia Marie Venselaar, daughter of Karel Antonius Venselaar and Anna Maria Rok, on February 16, 1905 in Sumenep, Oost-Java, Java, Indonesië. She was born on July 5, 1871 in Amsterdam, Amsterdam, Noord-Holland, Nederland and died on May 12, 1954 in Den Haag, Den Haag, Zuid-Holland, Nederland at the age of 82.

      Children of Antoni Jacobus de Munter and Maria Hendrika Cornelia Marie Venselaar:

      1. Private
      2. Private
      3. Private
      4. Karel Antonius de Munter (19121973) - follow 2.4
      5. Private
  2. Generation 2 back to top
    1. The details of this family are private.
    2. The details of this family are private.
    3. The details of this family are private.
    4. Karel Antonius de Munter, 1931, uit paspoort uitgegeven voor zijn reis naar Europa

      Karel Antonius de Munter, medische keuring voor toelating KMA (on April 15, 1931), hoofd Nefis Echelon Singapore (in 1946), hoofdingenieur der Koninklijke marine in vaste dienst (on March 1, 1952), stafingenieur Marine Objecten (SIMO) / Hoofdingenieur der Koninklijke Marine (in 1956) and consultant (in 1972), son of Antoni Jacobus de Munter and Maria Hendrika Cornelia Marie Venselaar, was born on July 18, 1912 in Purwakarta, Purwakarta, Java, Indonesië and died on January 10, 1973 in Brisbane, Brisbane, State of Queensland, Australië at the age of 60.

      Karel Antonius de Munter had 2 children.

    5. The details of this family are private.
  3. Generation 3 back to top
    The details of this generation are private.

Ancestors of Antoni Jacobus de Munter

  1. Generation 1
    1. Antonie Jacobus de Munter(1874)circa1904

      Antoni Jacobus de Munter, son of Koenraat (Junior) de Munter and Catharina Poots, was born on July 8, 1874 in Dordrecht, Dordrecht, Zuid-Holland, Nederland and died on March 5, 1949 in Den Haag, Den Haag, Zuid-Holland, Nederland at the age of 74.

  2. Generation 2 back to top
      2 of 2 possible ancestors (100% complete).
    1. Koenraat (Junior) de Munter, schoenmaker (in 1843), son of Coenraad de Munter and Margaretha van den Bergh, was born on January 4, 1819 in Dordrecht, Dordrecht, Zuid-Holland, Nederland and died on May 11, 1893 in Dordrecht, Dordrecht, Zuid-Holland, Nederland at the age of 74.

    2. Catharina Poots, daughter of Antonis Jacobus Poots and Helena Cornelia van Erven, was born on July 31, 1833 in Dordrecht, Dordrecht, Zuid-Holland, Nederland and died on September 10, 1899 in Dordrecht, Dordrecht, Zuid-Holland, Nederland at the age of 66.

  3. Generation 3 back to top
      4 of 4 possible ancestors (100% complete).
    1. Coenraad de Munter, boekbinder (in 1813), boekbinder (in 1819) and winkelknecht (in 1862), son of Willem de Munter and Helena Nagels, was born before September 19, 1786 in Dordrecht, Dordrecht, Zuid-Holland, Nederland and died on June 14, 1866 in Dordrecht, Dordrecht, Zuid-Holland, Nederland.

    2. Margaretha van den Bergh, daughter of Hendrik van den Bergh and Neeltje Koorneef, was born in 1791 and died on April 4, 1849 in Dordrecht, Dordrecht, Zuid-Holland, Nederland at the age of 58.

    3. Antonis Jacobus Poots, brouwersknecht, son of Henricus Poots and Helena Wilhelma Greve, was born before February 4, 1798 in Budel, Cranendonck, Noord-Brabant, Nederland and died on March 15, 1866 in Dordrecht, Dordrecht, Zuid-Holland, Nederland.

    4. Helena Cornelia van Erven, daughter of Gijsbert van Erven and Catharina Ojen, was born on October 31, 1801 in Dordrecht, Dordrecht, Zuid-Holland, Nederland and died on December 30, 1865 in Dordrecht, Dordrecht, Zuid-Holland, Nederland at the age of 64.